Preloader Image

25 Jamadilakhir 1446H

Fri, 27 Dec 2024

Pray Time


6 : 41
بَلْ إِيَّاهُ تَدْعُونَ فَيَكْشِفُ مَا تَدْعُونَ إِلَيْهِ إِنْ شَاء وَتَنسَوْنَ مَا تُشْرِكُونَ
Ja! Hij is het dien gij zult aanroepen; en hij zal u bevrijden van hetgeen u hem doet aanroepen, indien het hem behaagt, en gij zult de goden vergeten die gij met hem vereenigt.
6 : 42
وَلَقَدْ أَرْسَلنَا إِلَى أُمَمٍ مِّن قَبْلِكَ فَأَخَذْنَاهُمْ بِالْبَأْسَاء وَالضَّرَّاء لَعَلَّهُمْ يَتَضَرَّعُونَ
Wij hebben reeds gezanten gezonden onder de volkeren die vóór u bestonden, en hebben hen door onrust en tegenspoed bedroefd, opdat zij zich zouden vernederen.
6 : 43
فَلَوْلا إِذْ جَاءهُمْ بَأْسُنَا تَضَرَّعُواْ وَلَـكِن قَسَتْ قُلُوبُهُمْ وَزَيَّنَ لَهُمُ الشَّيْطَانُ مَا كَانُواْ يَعْمَلُونَ
Toen de door ons gezonden droefheid over hen kwam vernederden zij zich niet, maar hunne harten werden versteend, en satan bereidde voor hen wat zij bedreven.
6 : 44
فَلَمَّا نَسُواْ مَا ذُكِّرُواْ بِهِ فَتَحْنَا عَلَيْهِمْ أَبْوَابَ كُلِّ شَيْءٍ حَتَّى إِذَا فَرِحُواْ بِمَا أُوتُواْ أَخَذْنَاهُم بَغْتَةً فَإِذَا هُم مُّبْلِسُونَ
En toen zij hadden vergeten, wat hun gewaarschuwd was, openden wij de deuren van alle weldaden voor hen, tot op het oogenblik, dat zij in vreugde gedompeld over de weldaden die zij hadden ontvangen, eensklaps door ons werden aangegrepen en in wanhoop gestort werden.
6 : 45
فَقُطِعَ دَابِرُ الْقَوْمِ الَّذِينَ ظَلَمُواْ وَالْحَمْدُ لِلّهِ رَبِّ الْعَالَمِينَ
En het grootste gedeelte des volks, dat slecht gehandeld had, werd afgesneden: geloofd zij God, de Heer aller schepselen!
6 : 46
قُلْ أَرَأَيْتُمْ إِنْ أَخَذَ اللّهُ سَمْعَكُمْ وَأَبْصَارَكُمْ وَخَتَمَ عَلَى قُلُوبِكُم مَّنْ إِلَـهٌ غَيْرُ اللّهِ يَأْتِيكُم بِهِ انظُرْ كَيْفَ نُصَرِّفُ الآيَاتِ ثُمَّ هُمْ يَصْدِفُونَ
Zeg: wat denkt gij? indien God uw gehoor en uw gezicht weg nemen, en uwe harten verzegelen zou; welke god, behalve God, zou die u terug geven? Zie, op hoeveel verschillenden wijzen, wij de teekenen van Gods eenheid vertoonen, en toch wenden zij er zich van af.
6 : 47
قُلْ أَرَأَيْتَكُمْ إِنْ أَتَاكُمْ عَذَابُ اللّهِ بَغْتَةً أَوْ جَهْرَةً هَلْ يُهْلَكُ إِلاَّ الْقَوْمُ الظَّالِمُونَ
Zeg tot hen: wat denkt gij? indien Gods straf onverwachts over u kwame, of openlijk, zou dan iemand behalve de goddeloozen omkomen?
6 : 48
وَمَا نُرْسِلُ الْمُرْسَلِينَ إِلاَّ مُبَشِّرِينَ وَمُنذِرِينَ فَمَنْ آمَنَ وَأَصْلَحَ فَلاَ خَوْفٌ عَلَيْهِمْ وَلاَ هُمْ يَحْزَنُونَ
Wij zenden onze gezanten niet anders dan goede tijdingen dragende, en bedreigingen aan te kondigen. Wie dus gelooven en berouw gevoelen zullen, over deze zal geene vrees komen; nimmer zullen zij bedroefd worden.
6 : 49
وَالَّذِينَ كَذَّبُواْ بِآيَاتِنَا يَمَسُّهُمُ الْعَذَابُ بِمَا كَانُواْ يَفْسُقُونَ
Maar zij die onze teekens van leugen zullen beschuldigen, zullen door een straf worden overvallen, omdat zij slecht hebben gehandeld.
6 : 50
قُل لاَّ أَقُولُ لَكُمْ عِندِي خَزَآئِنُ اللّهِ وَلا أَعْلَمُ الْغَيْبَ وَلا أَقُولُ لَكُمْ إِنِّي مَلَكٌ إِنْ أَتَّبِعُ إِلاَّ مَا يُوحَى إِلَيَّ قُلْ هَلْ يَسْتَوِي الأَعْمَى وَالْبَصِيرُ أَفَلاَ تَتَفَكَّرُونَ
Zeg: ik zeg niet tot u, de schatten van God zijn in mijne macht, of dat ik de verborgenheden van God ken; ik zeg u niet dat ik een engel ben: ik volg alleen wat mij werd geopenbaard. Zeg: Zullen de blinde en de ziende gelijk gesteld worden? Zult gij dat niet overwegen?
6 : 51
وَأَنذِرْ بِهِ الَّذِينَ يَخَافُونَ أَن يُحْشَرُواْ إِلَى رَبِّهِمْ لَيْسَ لَهُم مِّن دُونِهِ وَلِيٌّ وَلاَ شَفِيعٌ لَّعَلَّهُمْ يَتَّقُونَ
Predik het tot hen, die vreezen voor hunnen Heer verzameld te worden; zij zullen schuts noch voorspraak hebben, behalve Hem; misschien zullen zij hem vreezen.
6 : 52
وَلاَ تَطْرُدِ الَّذِينَ يَدْعُونَ رَبَّهُم بِالْغَدَاةِ وَالْعَشِيِّ يُرِيدُونَ وَجْهَهُ مَا عَلَيْكَ مِنْ حِسَابِهِم مِّن شَيْءٍ وَمَا مِنْ حِسَابِكَ عَلَيْهِم مِّن شَيْءٍ فَتَطْرُدَهُمْ فَتَكُونَ مِنَ الظَّالِمِينَ
Verdrijf hen niet, die des ochtends en des avonds God aanroepen, uit begeerte zijn aangezicht te zien. Het komt u niet toe, een oordeel over hen uit te spreken, evenmin als het hun behoort, een oordeel over u uit te spreken: indien gij hen dus verdrijft zult gij tot de onrechtvaardigen behooren.
6 : 53
وَكَذَلِكَ فَتَنَّا بَعْضَهُم بِبَعْضٍ لِّيَقُولواْ أَهَـؤُلاء مَنَّ اللّهُ عَلَيْهِم مِّن بَيْنِنَا أَلَيْسَ اللّهُ بِأَعْلَمَ بِالشَّاكِرِينَ
Dit hebben wij een deel hunner door een ander deel getoond, opdat zij zouden mogen zeggen: zijn dat diegene onzer, omtrent welke God genadig is geweest? Kent God hen niet, die dankbaar zijn?
6 : 54
وَإِذَا جَاءكَ الَّذِينَ يُؤْمِنُونَ بِآيَاتِنَا فَقُلْ سَلاَمٌ عَلَيْكُمْ كَتَبَ رَبُّكُمْ عَلَى نَفْسِهِ الرَّحْمَةَ أَنَّهُ مَن عَمِلَ مِنكُمْ سُوءًا بِجَهَالَةٍ ثُمَّ تَابَ مِن بَعْدِهِ وَأَصْلَحَ فَأَنَّهُ غَفُورٌ رَّحِيمٌ
En wanneer zij, die gelooven, tot u komen, zeg: Vrede zij over u. Uw Heer zelf heeft zich de barmhartigheid voorgeschreven; indien een uwer door onwetendheid slecht handelt en daarna berouw gevoelt en boete doet, voor dien zal hij zeker genadig en barmhartig zijn.
6 : 55
وَكَذَلِكَ نفَصِّلُ الآيَاتِ وَلِتَسْتَبِينَ سَبِيلُ الْمُجْرِمِينَ
Zoo zetten wij onze teekens duidelijker uiteen, opdat het pad der boozen bekend zou zijn.
6 : 56
قُلْ إِنِّي نُهِيتُ أَنْ أَعْبُدَ الَّذِينَ تَدْعُونَ مِن دُونِ اللّهِ قُل لاَّ أَتَّبِعُ أَهْوَاءكُمْ قَدْ ضَلَلْتُ إِذًا وَمَا أَنَاْ مِنَ الْمُهْتَدِينَ
Zeg: Waarlijk, het is mij verboden, de valsche goden te aanbidden, die gij naast God aanroept: Zeg: ik wil uwe begeerten niet volgen; want dan zou ik dwalen, en ik zou nimmer een hunner zijn, die op den rechten weg worden geleid.
6 : 57
قُلْ إِنِّي عَلَى بَيِّنَةٍ مِّن رَّبِّي وَكَذَّبْتُم بِهِ مَا عِندِي مَا تَسْتَعْجِلُونَ بِهِ إِنِ الْحُكْمُ إِلاَّ لِلّهِ يَقُصُّ الْحَقَّ وَهُوَ خَيْرُ الْفَاصِلِينَ
Zeg: ik houd mij aan de verklaring, die ik van mijnen Heer heb ontvangen: doch gij hebt logens nopens hem uitgedacht. Wat gij wilt dat verhaast zal worden, is niet in mijne macht; het oordeel behoort alleen aan God. Hij zal de waarheid doen kennen, en hij is de beste beslisser.
6 : 58
قُل لَّوْ أَنَّ عِندِي مَا تَسْتَعْجِلُونَ بِهِ لَقُضِيَ الأَمْرُ بَيْنِي وَبَيْنَكُمْ وَاللّهُ أَعْلَمُ بِالظَّالِمِينَ
Zeg: Indien wat gij wenscht te zien verhaasten in mijne macht ware, zou de zaak tusschen u en mij bepaald zijn; maar God kent den onrechtvaardige.
6 : 59
وَعِندَهُ مَفَاتِحُ الْغَيْبِ لاَ يَعْلَمُهَا إِلاَّ هُوَ وَيَعْلَمُ مَا فِي الْبَرِّ وَالْبَحْرِ وَمَا تَسْقُطُ مِن وَرَقَةٍ إِلاَّ يَعْلَمُهَا وَلاَ حَبَّةٍ فِي ظُلُمَاتِ الأَرْضِ وَلاَ رَطْبٍ وَلاَ يَابِسٍ إِلاَّ فِي كِتَابٍ مُّبِينٍ
Hij bezit de sleutels der geheimen; niemand kent die buiten hem; hij weet wat op het droge land en in de zee is; er valt geen blad af, of hij weet het; nergens is een eenvoudige zaadkorrel in de duistere gedeelten der aarde, nergens een groen of verdord spruitje, dat niet in het duidelijke boek is opgeschreven.
6 : 60
وَهُوَ الَّذِي يَتَوَفَّاكُم بِاللَّيْلِ وَيَعْلَمُ مَا جَرَحْتُم بِالنَّهَارِ ثُمَّ يَبْعَثُكُمْ فِيهِ لِيُقْضَى أَجَلٌ مُّسَمًّى ثُمَّ إِلَيْهِ مَرْجِعُكُمْ ثُمَّ يُنَبِّئُكُم بِمَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ
Hij is het die maakt dat gij des nachts kunt slapen, en weet wat gij des daags hebt gedaan; hij zal u eens opwekken, opdat de vooruit bestemde eindpaal uws levens vervuld worde; want tot hem zult gij terug keeren en hij zal u verklaren wat gij hebt bedreven.


Share: