Preloader Image

19 Jamadilawal 1446H

Thu, 21 Nov 2024

Pray Time


28 : 61
أَفَمَن وَعَدْنَاهُ وَعْدًا حَسَنًا فَهُوَ لَاقِيهِ كَمَن مَّتَّعْنَاهُ مَتَاعَ الْحَيَاةِ الدُّنْيَا ثُمَّ هُوَ يَوْمَ الْقِيَامَةِ مِنَ الْمُحْضَرِينَ
Zal hij dus, aan wien wij eene uitnemende belofte van toekomstig geluk hebben gedaan, en die deze zal ontvangen, gelijk staan met hem, wien wij de genietingen van dit leven hebben geschonken, doch die, op den dag der opstanding, een van hen zal wezen, die aan de eeuwige straf zullen worden overgeleverd?
28 : 62
وَيَوْمَ يُنَادِيهِمْ فَيَقُولُ أَيْنَ شُرَكَائِيَ الَّذِينَ كُنتُمْ تَزْعُمُونَ
Op dien dag zal God tot hen komen en zeggen: Waar zijn mijne deelgenooten die, naar uwe gedachten met mij zijn?
28 : 63
قَالَ الَّذِينَ حَقَّ عَلَيْهِمُ الْقَوْلُ رَبَّنَا هَؤُلَاء الَّذِينَ أَغْوَيْنَا أَغْوَيْنَاهُمْ كَمَا غَوَيْنَا تَبَرَّأْنَا إِلَيْكَ مَا كَانُوا إِيَّانَا يَعْبُدُونَ
En zij, over wie het vonnis der verdoemenis rechtvaardig zal geveld zijn, zullen zeggen: Deze, o Heer, zijn het, welke wij hebben verleid; wij verleidden hen, zoo als wij werden verleid, maar nu verlaten wij hen geheel en wenden ons tot u. Zij aanbaden niet ons maar hunne eigene hartstochten.
28 : 64
وَقِيلَ ادْعُوا شُرَكَاءكُمْ فَدَعَوْهُمْ فَلَمْ يَسْتَجِيبُوا لَهُمْ وَرَأَوُا الْعَذَابَ لَوْ أَنَّهُمْ كَانُوا يَهْتَدُونَ
En tot de afgodendienaars zal gezegd worden: Roept hen thans aan, welke gij met God vereenigt; en zij zullen hen aanroepen; maar deze zullen hun niet antwoorden; en zij zullen de voor hen gereed gemaakte straf zien, zij zullen wenschen, dat zij zich hadden onderworpen om geleid te worden.
28 : 65
وَيَوْمَ يُنَادِيهِمْ فَيَقُولُ مَاذَا أَجَبْتُمُ الْمُرْسَلِينَ
Op dien dag zal God tot hen komen en zeggen: Welk antwoord hebt gij aan onze gezanten gegeven?
28 : 66
فَعَمِيَتْ عَلَيْهِمُ الْأَنبَاء يَوْمَئِذٍ فَهُمْ لَا يَتَسَاءلُونَ
Maar zij zullen niet in staat zijn daarvan op dien dag rekenschap te geven. Ook zullen zij geen ander om verlichting vragen.
28 : 67
فَأَمَّا مَن تَابَ وَآمَنَ وَعَمِلَ صَالِحًا فَعَسَى أَن يَكُونَ مِنَ الْمُفْلِحِينَ
Zij echter die berouw gevoelen, gelooven en doen zullen wat recht is, mogen verwachten gelukkig te zijn.
28 : 68
وَرَبُّكَ يَخْلُقُ مَا يَشَاء وَيَخْتَارُ مَا كَانَ لَهُمُ الْخِيَرَةُ سُبْحَانَ اللَّهِ وَتَعَالَى عَمَّا يُشْرِكُونَ
Uw Heer schept naar zijn welbehagen en kiest vrijelijk; maar zij (de valsche goden) hebben geene vrije keuze. Geloofd zij God, en verre zij hij verwijderd van de afgoden welke zij met hem vereenigen.
28 : 69
وَرَبُّكَ يَعْلَمُ مَا تُكِنُّ صُدُورُهُمْ وَمَا يُعْلِنُونَ
Uw Heer kent zoowel de geheime boosaardigheid welke zij in hunne borst verbergen, als den openbaren haat dien zij ontdekken.
28 : 70
وَهُوَ اللَّهُ لَا إِلَهَ إِلَّا هُوَ لَهُ الْحَمْدُ فِي الْأُولَى وَالْآخِرَةِ وَلَهُ الْحُكْمُ وَإِلَيْهِ تُرْجَعُونَ
Hij is God; er is geen God buiten hem. Hem zij de lof, zoowel in dit leven als in het volgende. Hem behoort het oordeel, en voor hem zult gij op den jongsten dag worden verzameld.
28 : 71
قُلْ أَرَأَيْتُمْ إِن جَعَلَ اللَّهُ عَلَيْكُمُ اللَّيْلَ سَرْمَدًا إِلَى يَوْمِ الْقِيَامَةِ مَنْ إِلَهٌ غَيْرُ اللَّهِ يَأْتِيكُم بِضِيَاء أَفَلَا تَسْمَعُونَ
Zeg: denkt gij? Indien God u met eeuwigen nacht wilde bedekken tot op den dag der opstanding welke god, buiten God zou u dan licht brengen? Wilt gij dus niet luisteren.
28 : 72
قُلْ أَرَأَيْتُمْ إِن جَعَلَ اللَّهُ عَلَيْكُمُ النَّهَارَ سَرْمَدًا إِلَى يَوْمِ الْقِيَامَةِ مَنْ إِلَهٌ غَيْرُ اللَّهِ يَأْتِيكُم بِلَيْلٍ تَسْكُنُونَ فِيهِ أَفَلَا تُبْصِرُونَ
Zeg: Wat denkt gij? Indien God u aanhoudend dag gaf, tot den dag der opstanding, welke god, buiten God, zou u dan nacht brengen, opdat gij daarin zoudt kunnen rusten? Wilt gij dus niet overwegen?
28 : 73
وَمِن رَّحْمَتِهِ جَعَلَ لَكُمُ اللَّيْلَ وَالنَّهَارَ لِتَسْكُنُوا فِيهِ وَلِتَبْتَغُوا مِن فَضْلِهِ وَلَعَلَّكُمْ تَشْكُرُونَ
In zijne genade heeft hij den nacht voor u gemaakt, opdat gij daarin zoudt rusten, en den dag, opdat gij gedurende dezen zoudt trachten door uwen arbeid, voorraad voor u zelven van zijn overvloed te verkrijgen, en dat gij dankbaar zoudt zijn.
28 : 74
وَيَوْمَ يُنَادِيهِمْ فَيَقُولُ أَيْنَ شُرَكَائِيَ الَّذِينَ كُنتُمْ تَزْعُمُونَ
Op een zekeren dag zal God hen oproepen en zal zeggen: Waar zijn mijne deelgenooten, van welke gij u verbeeldt, dat zij de goddelijke macht met mij deelen?
28 : 75
وَنَزَعْنَا مِن كُلِّ أُمَّةٍ شَهِيدًا فَقُلْنَا هَاتُوا بُرْهَانَكُمْ فَعَلِمُوا أَنَّ الْحَقَّ لِلَّهِ وَضَلَّ عَنْهُم مَّا كَانُوا يَفْتَرُونَ
En wij zullen een getuige uit ieder volk nemen en zeggen: Brengt hier uw bewijs voor hetgeen gij hebt gezegd. En zij zullen weten, dat de waarheid bij God alleen is; en de godheden welke zij uitgedacht hebben, zullen hen verlaten.
28 : 76
إِنَّ قَارُونَ كَانَ مِن قَوْمِ مُوسَى فَبَغَى عَلَيْهِمْ وَآتَيْنَاهُ مِنَ الْكُنُوزِ مَا إِنَّ مَفَاتِحَهُ لَتَنُوءُ بِالْعُصْبَةِ أُولِي الْقُوَّةِ إِذْ قَالَ لَهُ قَوْمُهُ لَا تَفْرَحْ إِنَّ اللَّهَ لَا يُحِبُّ الْفَرِحِينَ
Karoen behoorde tot het volk van Mozes, maar hij gedroeg zich onbeschaamd omtrent zijne stamgenooten, want wij hadden hem zoo veel schats gegeven, dat het dragen zijner sleutels onderscheidene sterke mannen vorderde. Toen zijn volk tot hem zeide: Praal niet buitensporig; want God bemint dengene niet, die overmatig op hunne rijkdommen bogen.
28 : 77
وَابْتَغِ فِيمَا آتَاكَ اللَّهُ الدَّارَ الْآخِرَةَ وَلَا تَنسَ نَصِيبَكَ مِنَ الدُّنْيَا وَأَحْسِن كَمَا أَحْسَنَ اللَّهُ إِلَيْكَ وَلَا تَبْغِ الْفَسَادَ فِي الْأَرْضِ إِنَّ اللَّهَ لَا يُحِبُّ الْمُفْسِدِينَ
Maar tracht door de welvaart, welke God u gegeven heeft, de toekomstige verblijfplaats van het paradijs te verkrijgen. Vergeet uw aandeel niet in deze wereld, maar wees goed omtrent anderen zoo als God goed omtrent u was, en tracht niet snood op aarde te handelen; want God bemint de snoodaards niet.
28 : 78
قَالَ إِنَّمَا أُوتِيتُهُ عَلَى عِلْمٍ عِندِي أَوَلَمْ يَعْلَمْ أَنَّ اللَّهَ قَدْ أَهْلَكَ مِن قَبْلِهِ مِنَ القُرُونِ مَنْ هُوَ أَشَدُّ مِنْهُ قُوَّةً وَأَكْثَرُ جَمْعًا وَلَا يُسْأَلُ عَن ذُنُوبِهِمُ الْمُجْرِمُونَ
Hij antwoordde: Ik heb deze rijkdommen slechts ontvangen, om de kennis, die met mij is. Wist hij niet, dat God vóór hem reeds onderscheiden geslachten had vernietigd, die machtiger dan hij in sterkte waren en grooteren overvloed van rijkdommen hadden verzameld? En den zondaren zal niet gevraagd worden, hunne misdaden te ontdekken.
28 : 79
فَخَرَجَ عَلَى قَوْمِهِ فِي زِينَتِهِ قَالَ الَّذِينَ يُرِيدُونَ الْحَيَاةَ الدُّنيَا يَا لَيْتَ لَنَا مِثْلَ مَا أُوتِيَ قَارُونُ إِنَّهُ لَذُو حَظٍّ عَظِيمٍ
En Karoen ging met zijne pracht onder zijn volk voort. En zij die het tegenwoordig leven beminden, zeiden: O! hadden wij denzelfden rijkdom, als die aan Karoen werd gegeven. Waarlijk, hij is meester van groote schatten.
28 : 80
وَقَالَ الَّذِينَ أُوتُوا الْعِلْمَ وَيْلَكُمْ ثَوَابُ اللَّهِ خَيْرٌ لِّمَنْ آمَنَ وَعَمِلَ صَالِحًا وَلَا يُلَقَّاهَا إِلَّا الصَّابِرُونَ
Maar zij, aan welke verstand werd geschonken, antwoordden: Ongelukkigen die gij zijt! de belooning van God in het volgende leven zal beter wezen voor hem, die gelooven en goede werken doen zal; maar niemand zal die erlangen dan zij, die met vastberadenheid volharden.


Share: