Preloader Image

19 Jamadilawal 1446H

Thu, 21 Nov 2024

Pray Time


39 : 21
أَلَمْ تَرَ أَنَّ اللَّهَ أَنزَلَ مِنَ السَّمَاء مَاء فَسَلَكَهُ يَنَابِيعَ فِي الْأَرْضِ ثُمَّ يُخْرِجُ بِهِ زَرْعًا مُّخْتَلِفًا أَلْوَانُهُ ثُمَّ يَهِيجُ فَتَرَاهُ مُصْفَرًّا ثُمَّ يَجْعَلُهُ حُطَامًا إِنَّ فِي ذَلِكَ لَذِكْرَى لِأُوْلِي الْأَلْبَابِ
Ziet gij niet, dat God water van den hemel nederzendt en dit in de aarde doet gaan om er bronnen van te vormen, en daardoor graan (planten) van verschillende soorten voortbrengt? Daarna doet hij die verdorren, en gij ziet haar geel worden; en daarna doet hij die tot stof worden. Waarlijk hierin is eene onderrichting voor mannen van verstand.
39 : 22
أَفَمَن شَرَحَ اللَّهُ صَدْرَهُ لِلْإِسْلَامِ فَهُوَ عَلَى نُورٍ مِّن رَّبِّهِ فَوَيْلٌ لِّلْقَاسِيَةِ قُلُوبُهُم مِّن ذِكْرِ اللَّهِ أُوْلَئِكَ فِي ضَلَالٍ مُبِينٍ
Zal dus hij, wiens borst verwijd is, om den godsdienst van den Islam te ontvangen, en die het licht van zijn Heer volgt, zoo als hij wezen, wiens hart versteend is omtrent de herdenking van God! Zij verkeeren in eene duidelijke dwaling.
39 : 23
اللَّهُ نَزَّلَ أَحْسَنَ الْحَدِيثِ كِتَابًا مُّتَشَابِهًا مَّثَانِيَ تَقْشَعِرُّ مِنْهُ جُلُودُ الَّذِينَ يَخْشَوْنَ رَبَّهُمْ ثُمَّ تَلِينُ جُلُودُهُمْ وَقُلُوبُهُمْ إِلَى ذِكْرِ اللَّهِ ذَلِكَ هُدَى اللَّهِ يَهْدِي بِهِ مَنْ يَشَاء وَمَن يُضْلِلْ اللَّهُ فَمَا لَهُ مِنْ هَادٍ
God heeft een uitnemend woord geopenbaard; een boek, dat overeenkomstig zichzelven is, en herhaalde vermaningen bevat. De huid van hen die hunnen Heer vreezen, krimpt uit vrees daarvoor ineen, daarna worden, bij de herdenking van hunnen Heer, hunne huiden en ook hunne harten zacht. Dit is de leiding van God; hij wil daardoor leiden wien hem behaagt, en hij, dien God zal doen dwalen, zal geen leider hebben.
39 : 24
أَفَمَن يَتَّقِي بِوَجْهِهِ سُوءَ الْعَذَابِ يَوْمَ الْقِيَامَةِ وَقِيلَ لِلظَّالِمِينَ ذُوقُوا مَا كُنتُمْ تَكْسِبُونَ
Zal dus hij, die op den dag der opstanding verplicht zal wezen, zich met zijn aangezicht te beschutten tegen de gestrengheid der straf, gelijk zijn aan hem, die daarvoor veilig is? Den goddeloozen zal gezegd worden: Proeft wat gij hebt verdiend.
39 : 25
كَذَّبَ الَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ فَأَتَاهُمْ الْعَذَابُ مِنْ حَيْثُ لَا يَشْعُرُونَ
Zij die vóór hen waren, beschuldigden hunnen gezanten van bedrog; daarom kwam eene straf op hen, van waar zij het niet verwachtten.
39 : 26
فَأَذَاقَهُمُ اللَّهُ الْخِزْيَ فِي الْحَيَاةِ الدُّنْيَا وَلَعَذَابُ الْآخِرَةِ أَكْبَرُ لَوْ كَانُوا يَعْلَمُونَ
En God vernederde hen in dit leven, maar de straf van het volgende leven zal zekerlijk grooter wezen. Indien zij mannen van verstand waren, zouden zij dit weten.
39 : 27
وَلَقَدْ ضَرَبْنَا لِلنَّاسِ فِي هَذَا الْقُرْآنِ مِن كُلِّ مَثَلٍ لَّعَلَّهُمْ يَتَذَكَّرُونَ
Wij hebben den mensch thans, in dezen Koran, alle soorten van gelijkenissen voorgesteld, opdat hij gewaarschuwd zou wezen.
39 : 28
قُرآنًا عَرَبِيًّا غَيْرَ ذِي عِوَجٍ لَّعَلَّهُمْ يَتَّقُونَ
Een Arabische Koran waarin geen bochten zijn; opdat zij God zouden vreezen.
39 : 29
ضَرَبَ اللَّهُ مَثَلًا رَّجُلًا فِيهِ شُرَكَاء مُتَشَاكِسُونَ وَرَجُلًا سَلَمًا لِّرَجُلٍ هَلْ يَسْتَوِيَانِ مَثَلًا الْحَمْدُ لِلَّهِ بَلْ أَكْثَرُهُمْ لَا يَعْلَمُونَ
God stelt als eene gelijkenis een man voor, die verscheidene makkers heeft, welke onder elkander verschillen, en een man die zich geheel aan een persoon overgeeft: zullen dezen met elkander gelijk gesteld worden? Dank den Heere. Neen! Maar het meerendeel hunner begrijpen niet.
39 : 30
إِنَّكَ مَيِّتٌ وَإِنَّهُم مَّيِّتُونَ
Waarlijk, gij, o Mahomet! zult sterven.
39 : 31
ثُمَّ إِنَّكُمْ يَوْمَ الْقِيَامَةِ عِندَ رَبِّكُمْ تَخْتَصِمُونَ
En gij zult met elkander daarover, op den dag der opstanding, voor uwen Heer twisten.
39 : 32
فَمَنْ أَظْلَمُ مِمَّن كَذَبَ عَلَى اللَّهِ وَكَذَّبَ بِالصِّدْقِ إِذْ جَاءهُ أَلَيْسَ فِي جَهَنَّمَ مَثْوًى لِّلْكَافِرِينَ
Wie is onrechtvaardiger dan hij, die eene leugen omtrent God uitdenkt, en waarheid loochent als die tot hem komt? Bestaat er dan geene woning in de hel voor de ongeloovigen.
39 : 33
وَالَّذِي جَاء بِالصِّدْقِ وَصَدَّقَ بِهِ أُوْلَئِكَ هُمُ الْمُتَّقُونَ
Maar hij die waarheid brengt, en hij die daaraan geloof hecht, dat zijn zij die God vreezen.
39 : 34
لَهُم مَّا يَشَاءونَ عِندَ رَبِّهِمْ ذَلِكَ جَزَاء الْمُحْسِنِينَ
Zij zullen alles verkrijgen, wat zij voor het aangezicht van hunnen Heer ook mogen begeeren; dit zal de belooning der rechtvaardigen wezen.
39 : 35
لِيُكَفِّرَ اللَّهُ عَنْهُمْ أَسْوَأَ الَّذِي عَمِلُوا وَيَجْزِيَهُمْ أَجْرَهُم بِأَحْسَنِ الَّذِي كَانُوا يَعْمَلُونَ
God zal het slechtste uitwisschen van hetgeen zij hebben bedreven, en zal hun hunne belooning geven, overeenkomstig de uiterste verdiensten van het goede, dat zij gedaan zullen hebben.
39 : 36
أَلَيْسَ اللَّهُ بِكَافٍ عَبْدَهُ وَيُخَوِّفُونَكَ بِالَّذِينَ مِن دُونِهِ وَمَن يُضْلِلِ اللَّهُ فَمَا لَهُ مِنْ هَادٍ
Is God geen toereikend beschermer van zijn dienaar? Zij zullen nog trachten u bevreesd te maken voor de valsche godheden welke zij nevens God aanbidden. Maar hij, wien God doet dwalen, zal niemand hebben om hem te leiden.
39 : 37
وَمَن يَهْدِ اللَّهُ فَمَا لَهُ مِن مُّضِلٍّ أَلَيْسَ اللَّهُ بِعَزِيزٍ ذِي انتِقَامٍ
En hij, die door God gericht wordt, zal door niemand kunnen misleid worden. Is God niet machtig, en in staat te wreken?
39 : 38
وَلَئِن سَأَلْتَهُم مَّنْ خَلَقَ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضَ لَيَقُولُنَّ اللَّهُ قُلْ أَفَرَأَيْتُم مَّا تَدْعُونَ مِن دُونِ اللَّهِ إِنْ أَرَادَنِيَ اللَّهُ بِضُرٍّ هَلْ هُنَّ كَاشِفَاتُ ضُرِّهِ أَوْ أَرَادَنِي بِرَحْمَةٍ هَلْ هُنَّ مُمْسِكَاتُ رَحْمَتِهِ قُلْ حَسْبِيَ اللَّهُ عَلَيْهِ يَتَوَكَّلُ الْمُتَوَكِّلُونَ
Indien gij hun vraagt, wie de hemelen en de aarde heeft geschapen, zullen zij zekerlijk antwoorden: God. Zeg: Denkt gij dus, dat de godheden, die gij naast God aanroept, in staat zijn, mij van zijne bezoeking te verlossen, indien het Gode behaagt mij te bezoeken? of dat zij in staat zijn, zijne genade te weerhouden, indien het hem behaagt mij genade te betoonen? Zeg: God is mijn toereikende ondersteuner; laten zij in hem hun vertrouwen stellen, die dat in niemand trachten te plaatsen.
39 : 39
قُلْ يَا قَوْمِ اعْمَلُوا عَلَى مَكَانَتِكُمْ إِنِّي عَامِلٌ فَسَوْفَ تَعْلَمُونَ
Zeg: O mijn, volk! handelt gij overeenkomstig uw vermogen; waarlijk, ik zal handelen overeenkomstig het mijne.
39 : 40
مَن يَأْتِيهِ عَذَابٌ يُخْزِيهِ وَيَحِلُّ عَلَيْهِ عَذَابٌ مُّقِيمٌ
Hierna zult gij weten aan wien van ons eene straf zal worden opgelegd, die hem met schaamte bedekken, en op wien eene zware straf nederkomen zal.


Share: