Preloader Image

19 Jamadilawal 1446H

Thu, 21 Nov 2024

Pray Time


28 : 21
فَخَرَجَ مِنْهَا خَائِفًا يَتَرَقَّبُ قَالَ رَبِّ نَجِّنِي مِنَ الْقَوْمِ الظَّالِمِينَ
Daarom verliet hij de stad in groote vrees, dan eens naar dezen, dan weder naar genen weg ziende, of men hem ook vervolgde. En hij zeide: O Heer! verlos mij van de onrechtvaardigen.
28 : 22
وَلَمَّا تَوَجَّهَ تِلْقَاء مَدْيَنَ قَالَ عَسَى رَبِّي أَن يَهْدِيَنِي سَوَاء السَّبِيلِ
En toen hij naar Madian reisde, zeide hij: Misschien wil mijn Heer mij op den rechten weg leiden.
28 : 23
وَلَمَّا وَرَدَ مَاء مَدْيَنَ وَجَدَ عَلَيْهِ أُمَّةً مِّنَ النَّاسِ يَسْقُونَ وَوَجَدَ مِن دُونِهِمُ امْرَأتَيْنِ تَذُودَانِ قَالَ مَا خَطْبُكُمَا قَالَتَا لَا نَسْقِي حَتَّى يُصْدِرَ الرِّعَاء وَأَبُونَا شَيْخٌ كَبِيرٌ
Toen hij aan den bron van Madian was aangekomen, vond hij, nabij haar, een gezelschap van mannen, die bezig waren hunne kudden te drenken. Bij hen vond hij twee vrouwen, die hare schapen op eenigen afstand hielden. En hij zeide tot haar: Wat doet gij hier? Zij antwoordden: Wij zullen onze kudden niet drenken, dan nadat de schaapherders de hunne zullen hebben weggedreven; want onze vader is een achtingswaardig man van hoogen ouderdom.
28 : 24
فَسَقَى لَهُمَا ثُمَّ تَوَلَّى إِلَى الظِّلِّ فَقَالَ رَبِّ إِنِّي لِمَا أَنزَلْتَ إِلَيَّ مِنْ خَيْرٍ فَقِيرٌ
Daarop drenkte Mozes hare schapen voor haar en leidde die daarna in de schaduw, zeggende: O Heer! waarlijk, mij ontbreekt het goede, dat gij mij hebt doen ontmoeten.
28 : 25
فَجَاءتْهُ إِحْدَاهُمَا تَمْشِي عَلَى اسْتِحْيَاء قَالَتْ إِنَّ أَبِي يَدْعُوكَ لِيَجْزِيَكَ أَجْرَ مَا سَقَيْتَ لَنَا فَلَمَّا جَاءهُ وَقَصَّ عَلَيْهِ الْقَصَصَ قَالَ لَا تَخَفْ نَجَوْتَ مِنَ الْقَوْمِ الظَّالِمِينَ
Een der meisjes kwam tot hem, beschaamd aantredende en zeide: Mijn vader roept u, opdat hij u zou mogen beloonen voor de moeite welke gij hebt genomen, door onze schapen voor ons te drenken. En toen hij tot Shoaib gekomen was en hem de geschiedenis zijner lotgevallen had verteld, zeide hij tot hem: Vrees niet, gij zijt den onrechtvaardige ontkomen.
28 : 26
قَالَتْ إِحْدَاهُمَا يَا أَبَتِ اسْتَأْجِرْهُ إِنَّ خَيْرَ مَنِ اسْتَأْجَرْتَ الْقَوِيُّ الْأَمِينُ
En een der meisjes zeide: Mijn vader, neem dien man, tegen bepaald loon in dienst; de beste dienaar dien gij kunt huren is een geschikt en trouw persoon.
28 : 27
قَالَ إِنِّي أُرِيدُ أَنْ أُنكِحَكَ إِحْدَى ابْنَتَيَّ هَاتَيْنِ عَلَى أَن تَأْجُرَنِي ثَمَانِيَ حِجَجٍ فَإِنْ أَتْمَمْتَ عَشْرًا فَمِنْ عِندِكَ وَمَا أُرِيدُ أَنْ أَشُقَّ عَلَيْكَ سَتَجِدُنِي إِن شَاء اللَّهُ مِنَ الصَّالِحِينَ
En Shoaib zeide tot Mozes: Waarlijk, ik wil u eene van deze mijne twee dochters ten huwelijk geven, op voorwaarde, dat gij mij gedurende acht jaren zult dienen, en het ligt geheel aan u, mij tien jaren te dienen; want ik wil u geen onrecht opleggen, en zoo het Gode behaagt, zult gij bevinden, dat ik een eerlijk man ben.
28 : 28
قَالَ ذَلِكَ بَيْنِي وَبَيْنَكَ أَيَّمَا الْأَجَلَيْنِ قَضَيْتُ فَلَا عُدْوَانَ عَلَيَّ وَاللَّهُ عَلَى مَا نَقُولُ وَكِيلٌ
Mozes antwoordde: Aldus zij het verbond tusschen mij en u, en op welk der beide tijdstippen ik vertrek, zal er geene misdaad in wezen indien ik dan uw dienst verlaat. God is getuige van datgene, wat wij zeggen.
28 : 29
فَلَمَّا قَضَى مُوسَىالْأَجَلَ وَسَارَ بِأَهْلِهِ آنَسَ مِن جَانِبِ الطُّورِ نَارًا قَالَ لِأَهْلِهِ امْكُثُوا إِنِّي آنَسْتُ نَارًا لَّعَلِّي آتِيكُم مِّنْهَا بِخَبَرٍ أَوْ جَذْوَةٍ مِنَ النَّارِ لَعَلَّكُمْ تَصْطَلُونَ
En toen Mozes den bepaalden tijd had bereikt , en met zijn gezin naar Egypte reisde, zag hij vuur aan de zijde van den berg Sinaï. En hij zeide tot zijn gezin: Blijft gij hier; want ik zie vuur: misschien kan ik eenige tijding van den weg brengen, of wel een stuk brandend hout van het vuur, opdat gij verwarmd zoudt mogen worden.
28 : 30
فَلَمَّا أَتَاهَا نُودِي مِن شَاطِئِ الْوَادِي الْأَيْمَنِ فِي الْبُقْعَةِ الْمُبَارَكَةِ مِنَ الشَّجَرَةِ أَن يَا مُوسَى إِنِّي أَنَا اللَّهُ رَبُّ الْعَالَمِينَ
En toen hij daar kwam, riep een stem hem van de rechterzijde der vallei, op den geheiligden bodem, uit den boom aan, zeggende: O Mozes! waarlijk, ik ben God, de Heer van alle schepselen.
28 : 31
وَأَنْ أَلْقِ عَصَاكَ فَلَمَّا رَآهَا تَهْتَزُّ كَأَنَّهَا جَانٌّ وَلَّى مُدْبِرًا وَلَمْ يُعَقِّبْ يَا مُوسَى أَقْبِلْ وَلَا تَخَفْ إِنَّكَ مِنَ الْآمِنِينَ
Werp uwen staf neder. En toen hij zag, dat de staf zich bewoog als ware het eene slang, trok hij terug en vluchtte, zonder zich om te keeren. En God zeide tot hem: O Mozes! nader en vrees niet; want gij zijt in zekerheid.
28 : 32
اسْلُكْ يَدَكَ فِي جَيْبِكَ تَخْرُجْ بَيْضَاء مِنْ غَيْرِ سُوءٍ وَاضْمُمْ إِلَيْكَ جَنَاحَكَ مِنَ الرَّهْبِ فَذَانِكَ بُرْهَانَانِ مِن رَّبِّكَ إِلَى فِرْعَوْنَ وَمَلَئِهِ إِنَّهُمْ كَانُوا قَوْمًا فَاسِقِينَ
Steek uwe hand in uwen boezem en zij zal wit weder daaruit komen, zonder eenig ongemak: trek uw hand tot u terug, welke gij uit vrees hebt uitgestoken. Dit zullen twee duidelijke teekens van uwen Heer wezen voor Pharao en zijn vorsten; want zij zijn zondaren.
28 : 33
قَالَ رَبِّ إِنِّي قَتَلْتُ مِنْهُمْ نَفْسًا فَأَخَافُ أَن يَقْتُلُونِ
Mozes zeide: O Heer! waarlijk, ik heb een van hen gedood en ik vrees, dat zij mij ter dood zullen brengen.
28 : 34
وَأَخِي هَارُونُ هُوَ أَفْصَحُ مِنِّي لِسَانًا فَأَرْسِلْهُ مَعِيَ رِدْءًا يُصَدِّقُنِي إِنِّي أَخَافُ أَن يُكَذِّبُونِ
Maar mijn broeder Aäron heeft eene welsprekender tong dan ik; zend hem met mij, als een helper, opdat hij mij geloof doe vinden; want ik vrees dat zij mij van bedrog zullen beschuldigen.
28 : 35
قَالَ سَنَشُدُّ عَضُدَكَ بِأَخِيكَ وَنَجْعَلُ لَكُمَا سُلْطَانًا فَلَا يَصِلُونَ إِلَيْكُمَا بِآيَاتِنَا أَنتُمَا وَمَنِ اتَّبَعَكُمَا الْغَالِبُونَ
God zeide: Wij zullen door uwen broeder uwen arm sterken, en wij zullen ieder van u buitengewone macht geven, zoodat zij nimmer in onze teekenen tegen u zullen opmogen. Gij beiden en zij, die u zullen volgen, zullen de overwinnaars zijn.
28 : 36
فَلَمَّا جَاءهُم مُّوسَى بِآيَاتِنَا بَيِّنَاتٍ قَالُوا مَا هَذَا إِلَّا سِحْرٌ مُّفْتَرًى وَمَا سَمِعْنَا بِهَذَا فِي آبَائِنَا الْأَوَّلِينَ
En toen Mozes met onze duidelijke teekenen tot hen kwam, zeiden zij: Dit is niets dan een bedriegelijk goochelstuk; nimmer hebben wij onder onze voorvaderen van iets dergelijks gehoord.
28 : 37
وَقَالَ مُوسَى رَبِّي أَعْلَمُ بِمَن جَاء بِالْهُدَى مِنْ عِندِهِ وَمَن تَكُونُ لَهُ عَاقِبَةُ الدَّارِ إِنَّهُ لَا يُفْلِحُ الظَّالِمُونَ
En Mozes zeide: Mijn Heer weet het beste, wie met eene leiding van hem komt, en wie in dit, even als in het volgende leven, met een goeden uitslag zal worden bekroond; maar de onrechtvaardigen zullen geen voorspoed genieten.
28 : 38
وَقَالَ فِرْعَوْنُ يَا أَيُّهَا الْمَلَأُ مَا عَلِمْتُ لَكُم مِّنْ إِلَهٍ غَيْرِي فَأَوْقِدْ لِي يَا هَامَانُ عَلَى الطِّينِ فَاجْعَل لِّي صَرْحًا لَّعَلِّي أَطَّلِعُ إِلَى إِلَهِ مُوسَى وَإِنِّي لَأَظُنُّهُ مِنَ الْكَاذِبِينَ
En Pharao zeide: O Vorsten! ik wist niet, dat gij een anderen god buiten mij bezat. Daarom o Haman brand mij klei tot steenen en bouw mij een hoogen toren, opdat ik tot den God van Mozes moge opstijgen: want waarlijk, ik houd hem voor een leugenaar.
28 : 39
وَاسْتَكْبَرَ هُوَ وَجُنُودُهُ فِي الْأَرْضِ بِغَيْرِ الْحَقِّ وَظَنُّوا أَنَّهُمْ إِلَيْنَا لَا يُرْجَعُونَ
En hij, zoowel als zijn leger, gedroegen zich onbeschaamd en onrechtvaardig op de aarde, en verbeeldden zich, dat zij niet voor ons zouden worden gebracht, om gericht te worden.
28 : 40
فَأَخَذْنَاهُ وَجُنُودَهُ فَنَبَذْنَاهُمْ فِي الْيَمِّ فَانظُرْ كَيْفَ كَانَ عَاقِبَةُ الظَّالِمِينَ
Daarom grepen wij hem en zijn heir en wierpen hem in zee. Onthoudt dus wat het einde der onrechtvaardigen was.


Share: