Preloader Image

19 Jamadilawal 1446H

Thu, 21 Nov 2024

Pray Time


27 : 41
قَالَ نَكِّرُوا لَهَا عَرْشَهَا نَنظُرْ أَتَهْتَدِي أَمْ تَكُونُ مِنَ الَّذِينَ لَا يَهْتَدُونَ
En Salomo zeide tot zijne dienaren: Verandert haren troon, dat zij dien niet herkenne, opdat wij mogen zien, of zij op den rechten weg wordt geleid, of dat zij tot hen behoort, die niet op den rechten weg worden gevoerd.
27 : 42
فَلَمَّا جَاءتْ قِيلَ أَهَكَذَا عَرْشُكِ قَالَتْ كَأَنَّهُ هُوَ وَأُوتِينَا الْعِلْمَ مِن قَبْلِهَا وَكُنَّا مُسْلِمِينَ
En toen zij tot Salomo was gekomen, zeide men tot haar: Is uw troon gelijk aan dezen? Zij antwoordde: Men zou zeggen dat hij dezelfde was. En ons werd vóór haar de kennis geschonken, en wij waren aan God onderworpen.
27 : 43
وَصَدَّهَا مَا كَانَت تَّعْبُدُ مِن دُونِ اللَّهِ إِنَّهَا كَانَتْ مِن قَوْمٍ كَافِرِينَ
Maar datgene wat zij buiten God aanbad, heeft haar van de waarheid afgeleid; want zij behoorde tot een ongeloovig volk.
27 : 44
قِيلَ لَهَا ادْخُلِي الصَّرْحَ فَلَمَّا رَأَتْهُ حَسِبَتْهُ لُجَّةً وَكَشَفَتْ عَن سَاقَيْهَا قَالَ إِنَّهُ صَرْحٌ مُّمَرَّدٌ مِّن قَوَارِيرَ قَالَتْ رَبِّ إِنِّي ظَلَمْتُ نَفْسِي وَأَسْلَمْتُ مَعَ سُلَيْمَانَ لِلَّهِ رَبِّ الْعَالَمِينَ
Men zeide tot haar: Treed het paleis binnen, en toen zij het zag, dacht zij dat het een groot water was, en zij ontblootte hare beenen, door haar kleed op te lichten, om het te doorwaden. Daarop zeide Salomo tot haar: Waarlijk, dit is een paleis met glas geplaveid. Daarop zeide de koningin: O Heer! waarlijk, ik heb onrechtvaardig met mijne eigene ziel gehandeld en ik onderwerp mij met Salomo aan God, den Heer van alle schepselen.
27 : 45
وَلَقَدْ أَرْسَلْنَا إِلَى ثَمُودَ أَخَاهُمْ صَالِحًا أَنِ اعْبُدُوا اللَّهَ فَإِذَا هُمْ فَرِيقَانِ يَخْتَصِمُونَ
Zoo zonden wij ook vroeger tot den stam van Thamoed hun broeder Saleh, die tot hen zeide: Dient God. En ziet, zij werden in twee gedeelten gescheiden, die met elkander twistten.
27 : 46
قَالَ يَا قَوْمِ لِمَ تَسْتَعْجِلُونَ بِالسَّيِّئَةِ قَبْلَ الْحَسَنَةِ لَوْلَا تَسْتَغْفِرُونَ اللَّهَ لَعَلَّكُمْ تُرْحَمُونَ
Saleh zeide: O mijn volk! waarom verhaast gij het kwade veeleer dan het goede? Weshalve smeekt geen vergiffenis, van God, opdat gij genade moogt erlangen: gij zijt anders verloren.
27 : 47
قَالُوا اطَّيَّرْنَا بِكَ وَبِمَن مَّعَكَ قَالَ طَائِرُكُمْ عِندَ اللَّهِ بَلْ أَنتُمْ قَوْمٌ تُفْتَنُونَ
Zij antwoordden: Wij voorzien kwaad van u en die met u zijn. Saleh hernam: Het kwaad dat gij voorspelt, hangt van God af, maar gij zijt een volk, dat beproefd wordt, door eene wisseling van voor- en tegenspoed.
27 : 48
وَكَانَ فِي الْمَدِينَةِ تِسْعَةُ رَهْطٍ يُفْسِدُونَ فِي الْأَرْضِ وَلَا يُصْلِحُونَ
En er waren negen menschen in de stad, die schandelijk op de aarde handelden en zich in niets met rechtschapenheid gedroegen.
27 : 49
قَالُوا تَقَاسَمُوا بِاللَّهِ لَنُبَيِّتَنَّهُ وَأَهْلَهُ ثُمَّ لَنَقُولَنَّ لِوَلِيِّهِ مَا شَهِدْنَا مَهْلِكَ أَهْلِهِ وَإِنَّا لَصَادِقُونَ
Deze zeiden tot elkander: Zweert wederkeerig bij God, dat wij Saleh en zijn gezin des nachts zullen overvallen, en daarna zullen wij tot dengeen zeggen, die het recht heeft zijn bloed te wreken: Wij waren volstrekt niet tegenwoordig bij de uitroeiing van zijn gezin: en wij spreken de waarheid.
27 : 50
وَمَكَرُوا مَكْرًا وَمَكَرْنَا مَكْرًا وَهُمْ لَا يَشْعُرُونَ
En zij vormden eene samenspanning tegen hen en zij bemerkten het niet.
27 : 51
فَانظُرْ كَيْفَ كَانَ عَاقِبَةُ مَكْرِهِمْ أَنَّا دَمَّرْنَاهُمْ وَقَوْمَهُمْ أَجْمَعِينَ
En zie, wat was de uitkomst van hunne listen : wij verdelgden hen geheel en al hun volk
27 : 52
فَتِلْكَ بُيُوتُهُمْ خَاوِيَةً بِمَا ظَلَمُوا إِنَّ فِي ذَلِكَ لَآيَةً لِّقَوْمٍ يَعْلَمُونَ
En deze hunne woningen blijven ledig, om de onrechtvaardigheid, welke zij hebben bedreven. Waarlijk, hierin is een teeken voor hen die begrijpen.
27 : 53
وَأَنجَيْنَا الَّذِينَ آمَنُوا وَكَانُوا يَتَّقُونَ
En wij bevrijdden hen, die geloofden en God vreesden.
27 : 54
وَلُوطًا إِذْ قَالَ لِقَوْمِهِ أَتَأْتُونَ الْفَاحِشَةَ وَأَنتُمْ تُبْصِرُونَ
En gedenk Lot, toen hij tot zijn volk zeide: Begaat gij eene zonde, hoewel gij de verfoeielijkheid daarvan ziet?
27 : 55
أَئِنَّكُمْ لَتَأْتُونَ الرِّجَالَ شَهْوَةً مِّن دُونِ النِّسَاء بَلْ أَنتُمْ قَوْمٌ تَجْهَلُونَ
Nadert gij vol lusten de mannen en verlaat gij de vrouwen?
27 : 56
فَمَا كَانَ جَوَابَ قَوْمِهِ إِلَّا أَن قَالُوا أَخْرِجُوا آلَ لُوطٍ مِّن قَرْيَتِكُمْ إِنَّهُمْ أُنَاسٌ يَتَطَهَّرُونَ
Maar het antwoord van zijn volk was niet anders dan dat zij zeiden: Drijft het gezin van Lot uit uwe stad; want zij zijn menschen, die zich rein houden van de daden, welke gij bedrijft.
27 : 57
فَأَنجَيْنَاهُ وَأَهْلَهُ إِلَّا امْرَأَتَهُ قَدَّرْنَاهَا مِنَ الْغَابِرِينَ
Daarom bevrijdden wij hem en zijn gezin, behalve zijne vrouw, omtrent welke wij besloten, dat zij een van hen zou zijn, die achter zouden blijven om verdelgd te worden.
27 : 58
وَأَمْطَرْنَا عَلَيْهِم مَّطَرًا فَسَاء مَطَرُ الْمُنذَرِينَ
En wij deden eene bui van steenen op hen nederregenen; en vreeselijk was de bui, die neerviel op hen, welke te vergeefs waren gewaarschuwd geworden.
27 : 59
قُلِ الْحَمْدُ لِلَّهِ وَسَلَامٌ عَلَى عِبَادِهِ الَّذِينَ اصْطَفَى آللَّهُ خَيْرٌ أَمَّا يُشْرِكُونَ
Zeg: Geloofd zij God en vrede op zijne dienaren, welke hij gekozen heeft! Is God meer waard, of de valsche goden, welke zij met hem vereenigen?
27 : 60
أَمَّنْ خَلَقَ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضَ وَأَنزَلَ لَكُم مِّنَ السَّمَاء مَاء فَأَنبَتْنَا بِهِ حَدَائِقَ ذَاتَ بَهْجَةٍ مَّا كَانَ لَكُمْ أَن تُنبِتُوا شَجَرَهَا أَإِلَهٌ مَّعَ اللَّهِ بَلْ هُمْ قَوْمٌ يَعْدِلُونَ
Moet niet hem de voorkeur worden gegeven, die de hemelen en de aarde heeft geschapen, en regen uit den hemel voor u nederzendt, waardoor wij heerlijke tuinen doen voortspruiten? Het is niet in uwe macht, de boomen daarvan te doen opgroeien. Is er een andere god deelgenoot met den eenigen God? Waarlijk, het is een volk, dat van de waarheid afwijkt.


Share: