Preloader Image

2 Jamadilakhir 1446H

Wed, 04 Dec 2024

Pray Time


41 : 41
إِنَّ الَّذِينَ كَفَرُوا بِالذِّكْرِ لَمَّا جَاءهُمْ وَإِنَّهُ لَكِتَابٌ عَزِيزٌ
Waarlijk, zij die niet in de vermaning van den Koran gelooven, nadat die tot hen is gekomen, zullen eens ontdekt worden. Zekerlijk, het is een boek van onschatbare waarde.
41 : 42
لَا يَأْتِيهِ الْبَاطِلُ مِن بَيْنِ يَدَيْهِ وَلَا مِنْ خَلْفِهِ تَنزِيلٌ مِّنْ حَكِيمٍ حَمِيدٍ
Geene ijdelheid zal het bereiken, noch van voren noch van achteren; het is een openbaring van den wijzen God, wiens lof terecht wordt verkondigd.
41 : 43
مَا يُقَالُ لَكَ إِلَّا مَا قَدْ قِيلَ لِلرُّسُلِ مِن قَبْلِكَ إِنَّ رَبَّكَ لَذُو مَغْفِرَةٍ وَذُو عِقَابٍ أَلِيمٍ
De ongeloovigen van Mekka zeggen u niets anders, dan datgene, wat vóór u, tot de profeten werd gezegd; waarlijk, hun Heer is tot de vergiffenis geneigd, en hij is mede in staat ernstig te kastijden.
41 : 44
وَلَوْ جَعَلْنَاهُ قُرْآنًا أَعْجَمِيًّا لَّقَالُوا لَوْلَا فُصِّلَتْ آيَاتُهُ أَأَعْجَمِيٌّ وَعَرَبِيٌّ قُلْ هُوَ لِلَّذِينَ آمَنُوا هُدًى وَشِفَاء وَالَّذِينَ لَا يُؤْمِنُونَ فِي آذَانِهِمْ وَقْرٌ وَهُوَ عَلَيْهِمْ عَمًى أُوْلَئِكَ يُنَادَوْنَ مِن مَّكَانٍ بَعِيدٍ
Indien wij den Koran in eene vreemde taal hadden geopenbaard, zouden zij zekerlijk gezegd hebben: Wij zullen dien niet ontvangen, zoo lang de teekenen daarvan niet duidelijk zijn uitgelegd. Is dan het boek in eene vreemde taal geschreven, en de persoon, aan wien het werd gericht een Arabier? Antwoord: Het is een zekere gids voor hen die gelooven, en een heelmiddel tegen twijfel en onzekerheid; maar voor hen, die niet gelooven, een zwaar gehoor in hunne ooren, en het is eene duisternis die hen bedekt, deze zijn gelijk degenen, die van eene afgelegene plaats worden aangeroepen.
41 : 45
وَلَقَدْ آتَيْنَا مُوسَى الْكِتَابَ فَاخْتُلِفَ فِيهِ وَلَوْلَا كَلِمَةٌ سَبَقَتْ مِن رَّبِّكَ لَقُضِيَ بَيْنَهُمْ وَإِنَّهُمْ لَفِي شَكٍّ مِّنْهُ مُرِيبٍ
Wij gaven vroeger het boek der wet aan Mozes en er rees een twist over. Indien er vooraf geen besluit van uwen Heer ware uitgegaan, ten einde den tegenstanders dier openbaring uitstel te verleenen, waarlijk, dan zou de zaak tusschen hen zijn besloten geworden, door de vernietiging der ongeloovigen; want zij verkeerden daaromtrent in een zeer grooten twijfel.
41 : 46
مَنْ عَمِلَ صَالِحًا فَلِنَفْسِهِ وَمَنْ أَسَاء فَعَلَيْهَا وَمَا رَبُّكَ بِظَلَّامٍ لِّلْعَبِيدِ
Hij die goed doet, verricht dit ten voordeele zijner eigene ziel, en hij die kwaad bedrijft doet het tegen zijne ziel; want uw Heer is niet onrechtvaardig omtrent zijne dienaren.
41 : 47
إِلَيْهِ يُرَدُّ عِلْمُ السَّاعَةِ وَمَا تَخْرُجُ مِن ثَمَرَاتٍ مِّنْ أَكْمَامِهَا وَمَا تَحْمِلُ مِنْ أُنثَى وَلَا تَضَعُ إِلَّا بِعِلْمِهِ وَيَوْمَ يُنَادِيهِمْ أَيْنَ شُرَكَائِي قَالُوا آذَنَّاكَ مَا مِنَّا مِن شَهِيدٍ
Hem is de kennis van het uur des oordeels voorbehouden, en er komt geene vrucht uit den knop voort, die haar omwikkeld houdt, noch ontvangt eene vrouw in hare ingewanden, noch wordt zij van hare vrucht bevrijd, dan met zijne kennis. Op den dag waarop hij hen tot zich zal roepen, zeggende: Waar zijn de makkers, welke gij mij hebt toegeschreven? zullen zij antwoorden: Wij verzekeren u, dat daar voor geen getuige onder ons is.
41 : 48
وَضَلَّ عَنْهُم مَّا كَانُوا يَدْعُونَ مِن قَبْلُ وَظَنُّوا مَا لَهُم مِّن مَّحِيصٍ
En de afgoden, welke zij te voren aanriepen zullen zich aan hen onttrekken, en zij zullen bemerken, dat er geen weg zal wezen om te ontkomen.
41 : 49
لَا يَسْأَمُ الْإِنسَانُ مِن دُعَاء الْخَيْرِ وَإِن مَّسَّهُ الشَّرُّ فَيَؤُوسٌ قَنُوطٌ
Het vermoeit den mensch niet, het goede te vragen, maar als het kwade hem overvalt, vertwijfelt en wanhoopt hij.
41 : 50
وَلَئِنْ أَذَقْنَاهُ رَحْمَةً مِّنَّا مِن بَعْدِ ضَرَّاء مَسَّتْهُ لَيَقُولَنَّ هَذَا لِي وَمَا أَظُنُّ السَّاعَةَ قَائِمَةً وَلَئِن رُّجِعْتُ إِلَى رَبِّي إِنَّ لِي عِندَهُ لَلْحُسْنَى فَلَنُنَبِّئَنَّ الَّذِينَ كَفَرُوا بِمَا عَمِلُوا وَلَنُذِيقَنَّهُم مِّنْ عَذَابٍ غَلِيظٍ
En indien wij hem onze genade doen genieten, nadat hem droefenis bereikt, zegt hij zekerlijk: Dit is men mij schuldig, wegens mijne verdiensten; ik geloof niet, dat het uur des oordeels ooit zal komen, en indien ik voor mijn Heer word gebracht, zal ik zeker bij hem den uitnemendsten toestand bereiken. Maar wij zullen dan aan hen die niet geloofd hebben, datgene verklaren, wat zij verricht hebben en wij zullen hen zekerlijk de meest gestrenge straf doen ondergaan.
41 : 51
وَإِذَا أَنْعَمْنَا عَلَى الْإِنسَانِ أَعْرَضَ وَنَأى بِجَانِبِهِ وَإِذَا مَسَّهُ الشَّرُّ فَذُو دُعَاء عَرِيضٍ
Als wij den mensch gunsten verleenen, wendt hij zich af en vertrekt, zonder zijnen dank te betuigen: maar als het kwaad hem bereikt, bidt hij dikwijls.
41 : 52
قُلْ أَرَأَيْتُمْ إِن كَانَ مِنْ عِندِ اللَّهِ ثُمَّ كَفَرْتُم بِهِ مَنْ أَضَلُّ مِمَّنْ هُوَ فِي شِقَاقٍ بَعِيدٍ
Zeg: Wat denkt gij? Indien de Koran van God is en gij daaraan niet gelooft, wie zal dan onder eene grootere dwaling liggen dan hij, die daarvan sterk afwijkt?
41 : 53
سَنُرِيهِمْ آيَاتِنَا فِي الْآفَاقِ وَفِي أَنفُسِهِمْ حَتَّى يَتَبَيَّنَ لَهُمْ أَنَّهُ الْحَقُّ أَوَلَمْ يَكْفِ بِرَبِّكَ أَنَّهُ عَلَى كُلِّ شَيْءٍ شَهِيدٌ
Hierna zullen wij hun onze teekenen toonen in de verschillende streken der aarde en in henzelven, tot dat het hun duidelijk worde, dat dit boek de waarheid is. Is het u niet toereikend, dat uw Heer getuige is van alle dingen?
41 : 54
أَلَا إِنَّهُمْ فِي مِرْيَةٍ مِّن لِّقَاء رَبِّهِمْ أَلَا إِنَّهُ بِكُلِّ شَيْءٍ مُّحِيطٌ
Zijn zij niet in twijfel nopens de ontmoeting van hunnen Heer, bij de opstanding? Omvat hij niet alle dingen?


Share: