Preloader Image

25 Jamadilakhir 1446H

Fri, 27 Dec 2024

Pray Time


12 : 41
يَا صَاحِبَيِ السِّجْنِ أَمَّا أَحَدُكُمَا فَيَسْقِي رَبَّهُ خَمْرًا وَأَمَّا الآخَرُ فَيُصْلَبُ فَتَأْكُلُ الطَّيْرُ مِن رَّأْسِهِ قُضِيَ الأَمْرُ الَّذِي فِيهِ تَسْتَفْتِيَانِ
O mijne medegevangenen! waarlijk, een uwer zal zijn heer wijn toedienen, evenals vroeger, maar de andere zal gekruisigd worden en de vogels zullen van zijn hoofd komen eten. De zaak, waaromtrent gij mij ondervraagt, is onherroepelijk vastgesteld.
12 : 42
وَقَالَ لِلَّذِي ظَنَّ أَنَّهُ نَاجٍ مِّنْهُمَا اذْكُرْنِي عِندَ رَبِّكَ فَأَنسَاهُ الشَّيْطَانُ ذِكْرَ رَبِّهِ فَلَبِثَ فِي السِّجْنِ بِضْعَ سِنِينَ
En Jozef zeide tot hem, die, naar zijn oordeel, de persoon was, welke bevrijd zou worden: Gedenk mij in tegenwoordigheid van uwen heer. Maar de duivel veroorzaakte, dat hij vergat, bij zijn heer melding van Jozef te maken, waardoor deze eenige jaren in de gevangenis bleef.
12 : 43
وَقَالَ الْمَلِكُ إِنِّي أَرَى سَبْعَ بَقَرَاتٍ سِمَانٍ يَأْكُلُهُنَّ سَبْعٌ عِجَافٌ وَسَبْعَ سُنبُلاَتٍ خُضْرٍ وَأُخَرَ يَابِسَاتٍ يَا أَيُّهَا الْمَلأُ أَفْتُونِي فِي رُؤْيَايَ إِن كُنتُمْ لِلرُّؤْيَا تَعْبُرُونَ
En de koning van Egypte zeide: waarlijk ik zag in mijn' droom zeven vette koeien, die zeven magere koeien verslonden, en zeven groene korenaren en zeven verdroogde korenaren. O edelen! legt mij mijn visioen uit, indien gij in staat zijt dit te doen.
12 : 44
قَالُواْ أَضْغَاثُ أَحْلاَمٍ وَمَا نَحْنُ بِتَأْوِيلِ الأَحْلاَمِ بِعَالِمِينَ
Zij antwoordden: Het zijn verwarde droomen; wij zijn niet bedreven in het uitleggen van zulke droomen.
12 : 45
وَقَالَ الَّذِي نَجَا مِنْهُمَا وَادَّكَرَ بَعْدَ أُمَّةٍ أَنَاْ أُنَبِّئُكُم بِتَأْوِيلِهِ فَأَرْسِلُونِ
En Jozefs medegevangene, die bevrijd was, zeide (want hij herinnerde zich Jozef, na verloop van eenigen tijd): Ik zal u de uitlegging daarvan geven, laat mij dus tot den persoon gaan, die mij dien droom zal verklaren.
12 : 46
يُوسُفُ أَيُّهَا الصِّدِّيقُ أَفْتِنَا فِي سَبْعِ بَقَرَاتٍ سِمَانٍ يَأْكُلُهُنَّ سَبْعٌ عِجَافٌ وَسَبْعِ سُنبُلاَتٍ خُضْرٍ وَأُخَرَ يَابِسَاتٍ لَّعَلِّي أَرْجِعُ إِلَى النَّاسِ لَعَلَّهُمْ يَعْلَمُونَ
En hij ging naar de gevangenis en zeide: O Jozef! waarheidlievend man, geeft ons de uitlegging van zeven vette koeien, die zeven magere koeien verslonden, en van zeven groene korenaren en zeven verdroogde korenaren, welke de koning in zijn' droom zag, opdat ik kunne terugkeeren tot de personen die mij hebben gezonden, en zij dit wellicht mogen verstaan.
12 : 47
قَالَ تَزْرَعُونَ سَبْعَ سِنِينَ دَأَبًا فَمَا حَصَدتُّمْ فَذَرُوهُ فِي سُنبُلِهِ إِلاَّ قَلِيلاً مِّمَّا تَأْكُلُونَ
Jozef antwoordde: Gij zult zooals gewoonlijk zaaien, en het graan dat gij gemaaid zult hebben, zult gij in zijne aren laten, behalve eene kleine hoeveelheid, waarvan gij moogt eten.
12 : 48
ثُمَّ يَأْتِي مِن بَعْدِ ذَلِكَ سَبْعٌ شِدَادٌ يَأْكُلْنَ مَا قَدَّمْتُمْ لَهُنَّ إِلاَّ قَلِيلاً مِّمَّا تُحْصِنُونَ
Dan zullen, na deze, zeven jaren van strengen hongersnood komen, die verteren zullen, wat gij als voorraad daarvoor hebt verzameld, behalve eene kleine hoeveelheid die gij bewaard zult hebben.
12 : 49
ثُمَّ يَأْتِي مِن بَعْدِ ذَلِكَ عَامٌ فِيهِ يُغَاثُ النَّاسُ وَفِيهِ يَعْصِرُونَ
Dan zal er een jaar komen, dat de menschen veel regen hebben en de druiven uitpersen zullen.
12 : 50
وَقَالَ الْمَلِكُ ائْتُونِي بِهِ فَلَمَّا جَاءهُ الرَّسُولُ قَالَ ارْجِعْ إِلَى رَبِّكَ فَاسْأَلْهُ مَا بَالُ النِّسْوَةِ اللاَّتِي قَطَّعْنَ أَيْدِيَهُنَّ إِنَّ رَبِّي بِكَيْدِهِنَّ عَلِيمٌ
En toen de opperschenker dit had overgebracht, zeide de Koning: Breng hem tot mij. En toen de boodschapper tot Jozef kwam, zeide deze: Keer tot uwen heer terug en vraag hem af, wat de bedoeling der vrouwen was, die hare handen afsneden; want mijn Heer kent den valstrik wel dien zij mij spannen
12 : 51
قَالَ مَا خَطْبُكُنَّ إِذْ رَاوَدتُّنَّ يُوسُفَ عَن نَّفْسِهِ قُلْنَ حَاشَ لِلّهِ مَا عَلِمْنَا عَلَيْهِ مِن سُوءٍ قَالَتِ امْرَأَةُ الْعَزِيزِ الآنَ حَصْحَصَ الْحَقُّ أَنَاْ رَاوَدتُّهُ عَن نَّفْسِهِ وَإِنَّهُ لَمِنَ الصَّادِقِينَ
En toen de vrouwen voor den koning waren verzameld, zeide hij tot haar: Wat was uwe bedoeling toen gij Jozef tot eene onwettige liefde aanspoordet? Zij antwoordden: God zij geloofd! Wij weten geen kwaad van hem. De vrouw van den edelman (Aziz) zeide: Thans is de waarheid duidelijk geworden: Ik verzocht hem bij mij te liggen, en hij is een dergenen die waarheid spreken.
12 : 52
ذَلِكَ لِيَعْلَمَ أَنِّي لَمْ أَخُنْهُ بِالْغَيْبِ وَأَنَّ اللّهَ لاَ يَهْدِي كَيْدَ الْخَائِنِينَ
En toen Jozef daarmede bekend was, zeide hij: Deze ontdekking heeft thans plaats gehad, opdat mijn heer wete, dat ik hem niet ongetrouw was tijdens zijne afwezigheid, en dat God den aanslag der bedriegers niet leidt.
12 : 53
وَمَا أُبَرِّئُ نَفْسِي إِنَّ النَّفْسَ لأَمَّارَةٌ بِالسُّوءِ إِلاَّ مَا رَحِمَ رَبِّيَ إِنَّ رَبِّي غَفُورٌ رَّحِيمٌ
Ik wil mij ook niet volstrekt rechtvaardigen want iedere ziel is aan het kwaad onderworpen, uitgenomen degene voor wie mijn Heer genade heeft; want mijn Heer is genadig en barmhartig.
12 : 54
وَقَالَ الْمَلِكُ ائْتُونِي بِهِ أَسْتَخْلِصْهُ لِنَفْسِي فَلَمَّا كَلَّمَهُ قَالَ إِنَّكَ الْيَوْمَ لَدَيْنَا مِكِينٌ أَمِينٌ
En de koning zeide: Breng hem tot mij, ik wil hem in mijnen eigenen en bijzonderen dienst nemen. En toen Jozef tot den koning was gevoerd en hij met hem gesproken had, zeide de vorst: Van heden af zijt gij vast bij ons geplaatst, en gij zult met onze zaken vertrouwd zijn.
12 : 55
قَالَ اجْعَلْنِي عَلَى خَزَآئِنِ الأَرْضِ إِنِّي حَفِيظٌ عَلِيمٌ
Jozef antwoordde: Geef mij het beheer over de voorraadplaatsen van het land; want ik zal daarvan een verstandige bewaarder zijn.
12 : 56
وَكَذَلِكَ مَكَّنِّا لِيُوسُفَ فِي الأَرْضِ يَتَبَوَّأُ مِنْهَا حَيْثُ يَشَاء نُصِيبُ بِرَحْمَتِنَا مَن نَّشَاء وَلاَ نُضِيعُ أَجْرَ الْمُحْسِنِينَ
Zoo plaatsten wij Jozef in het land, opdat hij zich daarin eene woning zou kiezen, waar het hem mocht behagen. Wij schenken onze genade aan wien het ons behaagt, en wij laten de belooning niet verloren gaan van hen die goed handelen.
12 : 57
وَلَأَجْرُ الآخِرَةِ خَيْرٌ لِّلَّذِينَ آمَنُواْ وَكَانُواْ يَتَّقُونَ
En waarlijk, de belooning van het volgende leven is beter voor hen die gelooven en God vreezen.
12 : 58
وَجَاء إِخْوَةُ يُوسُفَ فَدَخَلُواْ عَلَيْهِ فَعَرَفَهُمْ وَهُمْ لَهُ مُنكِرُونَ
Vervolgens kwamen Jozefs broederen en wendden zich tot hem, en hij herkende hen, doch zij herkenden hem niet.
12 : 59
وَلَمَّا جَهَّزَهُم بِجَهَازِهِمْ قَالَ ائْتُونِي بِأَخٍ لَّكُم مِّنْ أَبِيكُمْ أَلاَ تَرَوْنَ أَنِّي أُوفِي الْكَيْلَ وَأَنَاْ خَيْرُ الْمُنزِلِينَ
En toen hij hen van hunne levensmiddelen had voorzien, zeide hij: Breng uwen broeder tot mij, den zoon van uwen vader. Ziet gij niet dat ik de volle maat geef en dat ik mijne gasten gul ontvang?
12 : 60
فَإِن لَّمْ تَأْتُونِي بِهِ فَلاَ كَيْلَ لَكُمْ عِندِي وَلاَ تَقْرَبُونِ
Maar indien gij hem niet tot mij brengt, zal u door mij geen koren meer gemeten worden, en gij zult niet meer in mijne tegenwoordigheid komen.


Share: