Preloader Image

19 Jamadilawal 1446H

Thu, 21 Nov 2024

Pray Time

Chinese | Dutch | French | German | Indonesian | Italian | Japanese | Malay | Sahih International | Tafsir الجلالين | Thai

Holy Quran » ADZ DZAARIYAAT : 21 - 40



51 : 21
وَفِي أَنفُسِكُمْ أَفَلَا تُبْصِرُونَ
Ook in u zelven: zult gij dus niet overwegen?
51 : 22
وَفِي السَّمَاء رِزْقُكُمْ وَمَا تُوعَدُونَ
Uw onderhoud is in den hemel; en evenzeer bevat hij datgene, wat u werd beloofd.
51 : 23
فَوَرَبِّ السَّمَاء وَالْأَرْضِ إِنَّهُ لَحَقٌّ مِّثْلَ مَا أَنَّكُمْ تَنطِقُونَ
Daarom zweer ik bij den Heer van hemel en aarde, dat dit zekerlijk de waarheid is; overeenkomstig datgene, wat gij zelf zegt.
51 : 24
هَلْ أَتَاكَ حَدِيثُ ضَيْفِ إِبْرَاهِيمَ الْمُكْرَمِينَ
Is de geschiedenis van Abraham's geachte gasten niet tot uwe kennis gekomen?
51 : 25
إِذْ دَخَلُوا عَلَيْهِ فَقَالُوا سَلَامًا قَالَ سَلَامٌ قَوْمٌ مُّنكَرُونَ
Toen zij tot hem ingingen en zeiden: Vrede? antwoordde hij: Vrede! bij zich zelven zeggende: Dit zijn onbekende menschen.
51 : 26
فَرَاغَ إِلَى أَهْلِهِ فَجَاء بِعِجْلٍ سَمِينٍ
En hij ging heimelijk tot zijn gezin, en bracht een gemest kalf.
51 : 27
فَقَرَّبَهُ إِلَيْهِمْ قَالَ أَلَا تَأْكُلُونَ
Hij zette het voor hen neder, en toen hij zag, dat zij het niet aanraakten, zeide hij: Eet gij niet?
51 : 28
فَأَوْجَسَ مِنْهُمْ خِيفَةً قَالُوا لَا تَخَفْ وَبَشَّرُوهُ بِغُلَامٍ عَلِيمٍ
En hij begon vrees voor hen te koesteren. Zij zeiden: Vrees niet, en zij verklaarden hem de belofte van een wijzen zoon.
51 : 29
فَأَقْبَلَتِ امْرَأَتُهُ فِي صَرَّةٍ فَصَكَّتْ وَجْهَهَا وَقَالَتْ عَجُوزٌ عَقِيمٌ
Zijne vrouw kwam nader; zij gaf een gil, sloeg zich in het aangezicht, en zeide ik ben een oude vrouw en onvruchtbaar!
51 : 30
قَالُوا كَذَلِكَ قَالَ رَبُّكِ إِنَّهُ هُوَ الْحَكِيمُ الْعَلِيمُ
De engelen zeiden: Dit zeide uw Heer; en waarlijk, hij is de Wijze, de Alwetende.
51 : 31
قَالَ فَمَا خَطْبُكُمْ أَيُّهَا الْمُرْسَلُونَ
En Abraham zeide tot hen: wat is dus uwe boodschap, o gezanten van God?
51 : 32
قَالُوا إِنَّا أُرْسِلْنَا إِلَى قَوْمٍ مُّجْرِمِينَ
Zij antwoordden: waarlijk, wij worden tot een zondig volk gezonden.
51 : 33
لِنُرْسِلَ عَلَيْهِمْ حِجَارَةً مِّن طِينٍ
Opdat wij steenen van gebakken klei op hen zouden nederzenden.
51 : 34
مُسَوَّمَةً عِندَ رَبِّكَ لِلْمُسْرِفِينَ
Gemerkt door uwen Heer, ter verdelging der zondaren.
51 : 35
فَأَخْرَجْنَا مَن كَانَ فِيهَا مِنَ الْمُؤْمِنِينَ
En wij telden de ware geloovigen, die in de stad waren.
51 : 36
فَمَا وَجَدْنَا فِيهَا غَيْرَ بَيْتٍ مِّنَ الْمُسْلِمِينَ
Maar wij vonden niet meer, dan één gezin van Moslems.
51 : 37
وَتَرَكْنَا فِيهَا آيَةً لِّلَّذِينَ يَخَافُونَ الْعَذَابَ الْأَلِيمَ
Wij verwoesten hen, en lieten een teeken aldaar, voor hen, die de ernstige kastijding van God vreezen.
51 : 38
وَفِي مُوسَى إِذْ أَرْسَلْنَاهُ إِلَى فِرْعَوْنَ بِسُلْطَانٍ مُّبِينٍ
In Mozes was mede een teeken, toen Hij hem met duidelijke macht tot Pharao zond.
51 : 39
فَتَوَلَّى بِرُكْنِهِ وَقَالَ سَاحِرٌ أَوْ مَجْنُونٌ
Maar deze wendde zich met zijne vorsten af, zeggende: Deze man is een toovenaar of een bezetene.
51 : 40
فَأَخَذْنَاهُ وَجُنُودَهُ فَنَبَذْنَاهُمْ فِي الْيَمِّ وَهُوَ مُلِيمٌ
Daarom grepen wij hem en zijne soldaten en wierpen hen in de zee: en hij was waard gestrafd te worden.


Share: