Preloader Image

19 Jamadilakhir 1446H

Sat, 21 Dec 2024

Pray Time


27 : 1
طس تِلْكَ آيَاتُ الْقُرْآنِ وَكِتَابٍ مُّبِينٍ
T. S. Dit zijn de teekenen van den Koran en van het duidelijke boek.
27 : 2
هُدًى وَبُشْرَى لِلْمُؤْمِنِينَ
Eene leiding en goede tijding voor de ware geloovigen.
27 : 3
الَّذِينَ يُقِيمُونَ الصَّلَاةَ وَيُؤْتُونَ الزَّكَاةَ وَهُم بِالْآخِرَةِ هُمْ يُوقِنُونَ
Die hun gebed geregeld verrichten en aalmoezen geven, en vast in het volgend leven gelooven.
27 : 4
إِنَّ الَّذِينَ لَا يُؤْمِنُونَ بِالْآخِرَةِ زَيَّنَّا لَهُمْ أَعْمَالَهُمْ فَهُمْ يَعْمَهُونَ
Wat hen betreft, die niet in het volgende leven gelooven, wij hebben hunne werken voor hen gereed gemaakt, zij zullen door verbazing getroffen worden, over hunne teleurstelling, als zij weder zullen worden opgewekt.
27 : 5
أُوْلَئِكَ الَّذِينَ لَهُمْ سُوءُ الْعَذَابِ وَهُمْ فِي الْآخِرَةِ هُمُ الْأَخْسَرُونَ
Zij zijn het, welken eene strenge straf in dit leven en in het toekomstige wacht: zij zullen de ongelukkigsten zijn.
27 : 6
وَإِنَّكَ لَتُلَقَّى الْقُرْآنَ مِن لَّدُنْ حَكِيمٍ عَلِيمٍ
Gij hebt den Koran voorzeker van een wijzen en alwetenden God ontvangen.
27 : 7
إِذْ قَالَ مُوسَى لِأَهْلِهِ إِنِّي آنَسْتُ نَارًا سَآتِيكُم مِّنْهَا بِخَبَرٍ أَوْ آتِيكُم بِشِهَابٍ قَبَسٍ لَّعَلَّكُمْ تَصْطَلُونَ
Gedenk, toen Mozes tot zijn gezin zeide: Waarlijk, ik bemerk vuur, ik zal u tijdingen daarvan brengen, of ik zal u een brandend hout daarvan brengen, ten einde u te verwarmen.
27 : 8
فَلَمَّا جَاءهَا نُودِيَ أَن بُورِكَ مَن فِي النَّارِ وَمَنْ حَوْلَهَا وَسُبْحَانَ اللَّهِ رَبِّ الْعَالَمِينَ
En toen hij nabij het vuur was gekomen, riep hem eene stem toe: Gezegend hij, die in, en hij die nabij het vuur is, en geloofd zij God, de Heer van alle schepselen!
27 : 9
يَا مُوسَى إِنَّهُ أَنَا اللَّهُ الْعَزِيزُ الْحَكِيمُ
O Mozes! waarlijk, ik ben God, de machtige, de wijze.
27 : 10
وَأَلْقِ عَصَاكَ فَلَمَّا رَآهَا تَهْتَزُّ كَأَنَّهَا جَانٌّ وَلَّى مُدْبِرًا وَلَمْ يُعَقِّبْ يَا مُوسَى لَا تَخَفْ إِنِّي لَا يَخَافُ لَدَيَّ الْمُرْسَلُونَ
Werp thans uwen staf neder. En toen hij zag dat deze zich bewoog als ware die eene slang, week hij achteruit en vlood, en keerde zich niet om. En God zeide: O Mozes! vrees niet; want mijne gezanten hebben niets van mij te duchten.
27 : 11
إِلَّا مَن ظَلَمَ ثُمَّ بَدَّلَ حُسْنًا بَعْدَ سُوءٍ فَإِنِّي غَفُورٌ رَّحِيمٌ
Behalve hij die onrechtvaardig zal hebben gehandeld; maar voor wien daarna kwaad door goed zal hebben vervangen, ben ik genadig en barmhartig.
27 : 12
وَأَدْخِلْ يَدَكَ فِي جَيْبِكَ تَخْرُجْ بَيْضَاء مِنْ غَيْرِ سُوءٍ فِي تِسْعِ آيَاتٍ إِلَى فِرْعَوْنَ وَقَوْمِهِ إِنَّهُمْ كَانُوا قَوْمًا فَاسِقِينَ
Steek uwe hand in uwe borst, en uwe hand zal wit en ongedeerd te voorschijn komen; dit zal een der negen teekenen voor Pharao en zijn volk wezen; want zij zijn zondaren.
27 : 13
فَلَمَّا جَاءتْهُمْ آيَاتُنَا مُبْصِرَةً قَالُوا هَذَا سِحْرٌ مُّبِينٌ
En toen onze zichtbare teekenen tot hen waren gekomen, zeiden zij: Dit is duidelijke tooverij.
27 : 14
وَجَحَدُوا بِهَا وَاسْتَيْقَنَتْهَا أَنفُسُهُمْ ظُلْمًا وَعُلُوًّا فَانظُرْ كَيْفَ كَانَ عَاقِبَةُ الْمُفْسِدِينَ
En zij loochenden deze, uit onrechtvaardigheid en trotschheid, hoewel hunne zielen zekerlijk wisten, dat die van God waren; maar gedenk, wat het einde der zondaren was.
27 : 15
وَلَقَدْ آتَيْنَا دَاوُودَ وَسُلَيْمَانَ عِلْمًا وَقَالَا الْحَمْدُ لِلَّهِ الَّذِي فَضَّلَنَا عَلَى كَثِيرٍ مِّنْ عِبَادِهِ الْمُؤْمِنِينَ
Wij schonken vroeger verstand aan David en Salomo, en zij zeiden: Geloofd zij God, die ons boven zoo menige zijner geloovige dienaren heeft doen uitmunten!
27 : 16
وَوَرِثَ سُلَيْمَانُ دَاوُودَ وَقَالَ يَا أَيُّهَا النَّاسُ عُلِّمْنَا مَنطِقَ الطَّيْرِ وَأُوتِينَا مِن كُلِّ شَيْءٍ إِنَّ هَذَا لَهُوَ الْفَضْلُ الْمُبِينُ
En Salomo was David's erfgenaam , en hij zeide: O menschen! men heeft ons geleerd, de taal der vogelen te verstaan, en alles werd ons geschonken; dit is een duidelijk teeken van Gods gunst.
27 : 17
وَحُشِرَ لِسُلَيْمَانَ جُنُودُهُ مِنَ الْجِنِّ وَالْإِنسِ وَالطَّيْرِ فَهُمْ يُوزَعُونَ
En Salomo's legers werden onder hem vergaderd, bestaande uit geniussen, menschen en ook vogelen; en zij werden in verschillende troepen gerangschikt.
27 : 18
حَتَّى إِذَا أَتَوْا عَلَى وَادِي النَّمْلِ قَالَتْ نَمْلَةٌ يَا أَيُّهَا النَّمْلُ ادْخُلُوا مَسَاكِنَكُمْ لَا يَحْطِمَنَّكُمْ سُلَيْمَانُ وَجُنُودُهُ وَهُمْ لَا يَشْعُرُونَ
Toen zij in de vallei der mieren kwamen, zeide eene mier, toen zij de heirscharen zag naderen: O, mieren! gaat in uwe woningen, opdat Salomo en zijn leger u niet onder den voet trede, zonder het te bemerken.
27 : 19
فَتَبَسَّمَ ضَاحِكًا مِّن قَوْلِهَا وَقَالَ رَبِّ أَوْزِعْنِي أَنْ أَشْكُرَ نِعْمَتَكَ الَّتِي أَنْعَمْتَ عَلَيَّ وَعَلَى وَالِدَيَّ وَأَنْ أَعْمَلَ صَالِحًا تَرْضَاهُ وَأَدْخِلْنِي بِرَحْمَتِكَ فِي عِبَادِكَ الصَّالِحِينَ
En Salomo glimlachte op die woorden, en zeide: O Heer! geef dat ik dankbaar zij voor uwe gunst, waarmede gij mij en mijne vaderen hebt begunstigd, en dat ik moge doen wat recht is en u behaagt; en leid mij door uwe genade in het paradijs, onder uwe dienaren, de rechtvaardigen.
27 : 20
وَتَفَقَّدَ الطَّيْرَ فَقَالَ مَا لِيَ لَا أَرَى الْهُدْهُدَ أَمْ كَانَ مِنَ الْغَائِبِينَ
En hij zag de vogelen en hij zeide: Wat is de reden dat ik de kievit niet zie? Is hij afwezig?


Share: