Preloader Image

19 Jamadilawal 1446H

Thu, 21 Nov 2024

Pray Time


10 : 21
وَإِذَا أَذَقْنَا النَّاسَ رَحْمَةً مِّن بَعْدِ ضَرَّاء مَسَّتْهُمْ إِذَا لَهُم مَّكْرٌ فِي آيَاتِنَا قُلِ اللّهُ أَسْرَعُ مَكْرًا إِنَّ رُسُلَنَا يَكْتُبُونَ مَا تَمْكُرُونَ
En toen wij de bewoners van Mekka onze genade deden proeven, nadat zij door ongelukken waren overvallen, onthoudt het, dachten zij eene list tegen onze teekens uit. Zeg hun: God is behendiger in het uitvoeren eener list dan gij. Waarlijk, onze gezanten schrijven op wat gij bedriegelijk uitdenkt.
10 : 22
هُوَ الَّذِي يُسَيِّرُكُمْ فِي الْبَرِّ وَالْبَحْرِ حَتَّى إِذَا كُنتُمْ فِي الْفُلْكِ وَجَرَيْنَ بِهِم بِرِيحٍ طَيِّبَةٍ وَفَرِحُواْ بِهَا جَاءتْهَا رِيحٌ عَاصِفٌ وَجَاءهُمُ الْمَوْجُ مِن كُلِّ مَكَانٍ وَظَنُّواْ أَنَّهُمْ أُحِيطَ بِهِمْ دَعَوُاْ اللّهَ مُخْلِصِينَ لَهُ الدِّينَ لَئِنْ أَنجَيْتَنَا مِنْ هَـذِهِ لَنَكُونَنِّ مِنَ الشَّاكِرِينَ
Hij is het, die u op de vaste aarde en op de zee geleidt: als gij u in schepen bevindt en daar mede zeilt door een gunstigen wind, verheugt gij u daarin. En als hen een ongunstige wind overvalt en de golven van alle zijden op hen aankomen, en zij zich door onvermijdelijke gevaren bedreigd zien, roepen zij God aan met een oprecht geloof, zeggende: Waarlijk, indien gij ons van dit gevaar bevrijdt, zullen wij dankbaar zijn.
10 : 23
فَلَمَّا أَنجَاهُمْ إِذَا هُمْ يَبْغُونَ فِي الأَرْضِ بِغَيْرِ الْحَقِّ يَا أَيُّهَا النَّاسُ إِنَّمَا بَغْيُكُمْ عَلَى أَنفُسِكُم مَّتَاعَ الْحَيَاةِ الدُّنْيَا ثُمَّ إِلَينَا مَرْجِعُكُمْ فَنُنَبِّئُكُم بِمَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ
Maar toen hij hen had bevrijd, onthoudt het, gedroegen zij zich boos op aarde, zonder rechtvaardigheid. O menschen! waarlijk, het geweld dat gij uwe eigene zielen aandoet, is alleen voor het vermaak van dit leven; daarna zult gij tot ons terugkeeren en wij zullen u verklaren wat gij hebt gedaan.
10 : 24
إِنَّمَا مَثَلُ الْحَيَاةِ الدُّنْيَا كَمَاء أَنزَلْنَاهُ مِنَ السَّمَاء فَاخْتَلَطَ بِهِ نَبَاتُ الأَرْضِ مِمَّا يَأْكُلُ النَّاسُ وَالأَنْعَامُ حَتَّىَ إِذَا أَخَذَتِ الأَرْضُ زُخْرُفَهَا وَازَّيَّنَتْ وَظَنَّ أَهْلُهَا أَنَّهُمْ قَادِرُونَ عَلَيْهَا أَتَاهَا أَمْرُنَا لَيْلاً أَوْ نَهَارًا فَجَعَلْنَاهَا حَصِيدًا كَأَن لَّمْ تَغْنَ بِالأَمْسِ كَذَلِكَ نُفَصِّلُ الآيَاتِ لِقَوْمٍ يَتَفَكَّرُونَ
Waarlijk, de gelijkenis van het tegenwoordige leven is niet anders dan water, dat wij van den hemel nederzenden, en waarmede de voortbrengselen der aarde zijn vermengd, waarvan de menschen eten en het vee, tot de aarde, na het opslorpen er van, haar kleed ontvangt en met verschillende planten wordt bedekt. Hare bewoners verbeelden zich, dat zij er de macht over hebben; maar ons bevel komt des nachts of bij dag, en dadelijk is het met den oogst, alsof er den vorigen dag nog niets ware geweest. Zoo leggen wij onze teekens uit, voor hen die overwegen.
10 : 25
وَاللّهُ يَدْعُو إِلَى دَارِ السَّلاَمِ وَيَهْدِي مَن يَشَاء إِلَى صِرَاطٍ مُّسْتَقِيمٍ
God noodigt u tot de woning des vredes en leidt op den rechten weg wien het hem behaagt.
10 : 26
لِّلَّذِينَ أَحْسَنُواْ الْحُسْنَى وَزِيَادَةٌ وَلاَ يَرْهَقُ وُجُوهَهُمْ قَتَرٌ وَلاَ ذِلَّةٌ أُوْلَـئِكَ أَصْحَابُ الْجَنَّةِ هُمْ فِيهَا خَالِدُونَ
Zij, die goed handelen, zullen de uitmuntendste belooning ontvangen, en een overvloedig toevoegsel. Noch zwartheid noch schaamte zal hun aangezicht bedekken. Zij zullen het paradijs bewonen en daarin voor eeuwig verblijven.
10 : 27
وَالَّذِينَ كَسَبُواْ السَّيِّئَاتِ جَزَاء سَيِّئَةٍ بِمِثْلِهَا وَتَرْهَقُهُمْ ذِلَّةٌ مَّا لَهُم مِّنَ اللّهِ مِنْ عَاصِمٍ كَأَنَّمَا أُغْشِيَتْ وُجُوهُهُمْ قِطَعًا مِّنَ اللَّيْلِ مُظْلِمًا أُوْلَـئِكَ أَصْحَابُ النَّارِ هُمْ فِيهَا خَالِدُونَ
Maar zij die kwaad bedrijven, zullen de vergelding des kwaads ontvangen, daaraan gelijk, en zij zullen met schaamte bedekt worden (want zij zullen geen beschermer tegen God hebben, alsof hunne aangezichten met de diepe duisternis des nachts bedekt waren. Dezen zullen het hellevuur bewonen; eeuwig zullen zij daarin blijven.
10 : 28
وَيَوْمَ نَحْشُرُهُمْ جَمِيعًا ثُمَّ نَقُولُ لِلَّذِينَ أَشْرَكُواْ مَكَانَكُمْ أَنتُمْ وَشُرَكَآؤُكُمْ فَزَيَّلْنَا بَيْنَهُمْ وَقَالَ شُرَكَآؤُهُم مَّا كُنتُمْ إِيَّانَا تَعْبُدُونَ
Op den dag der opstanding zullen wij hen allen verzamelen; daarna zullen wij tot de afgodendienaars zeggen: Gaat naar uwe plaats, gij en uwe gezellen, en wij zullen hen van elkander scheiden en hunne gezellen zullen tot hen zeggen: Gij hebt ons niet aangebeden.
10 : 29
فَكَفَى بِاللّهِ شَهِيدًا بَيْنَنَا وَبَيْنَكُمْ إِن كُنَّا عَنْ عِبَادَتِكُمْ لَغَافِلِينَ
En God is een toereikend getuige op uwe aanbidding van ons.
10 : 30
هُنَالِكَ تَبْلُو كُلُّ نَفْسٍ مَّا أَسْلَفَتْ وَرُدُّواْ إِلَى اللّهِ مَوْلاَهُمُ الْحَقِّ وَضَلَّ عَنْهُم مَّا كَانُواْ يَفْتَرُونَ
Daar zal iedere ziel ondervinden naar hetgeen zij heeft bedreven, en zij zullen voor God gebracht worden, haren waren Heer: en de valsche godheden, die zij in ijdelheid uitdachten, zullen voor hen verdwijnen.
10 : 31
قُلْ مَن يَرْزُقُكُم مِّنَ السَّمَاء وَالأَرْضِ أَمَّن يَمْلِكُ السَّمْعَ والأَبْصَارَ وَمَن يُخْرِجُ الْحَيَّ مِنَ الْمَيِّتِ وَيُخْرِجُ الْمَيَّتَ مِنَ الْحَيِّ وَمَن يُدَبِّرُ الأَمْرَ فَسَيَقُولُونَ اللّهُ فَقُلْ أَفَلاَ تَتَّقُونَ
Zeg: Wie voorziet u van voedsel uit den hemel en van de aarde? of wie heeft de volstrekte macht over het gehoor en het gezicht? en wie brengt het leven uit den dood voort? en wie regeert alle dingen? Zij zullen zekerlijk antwoorden: God! Zeg: Wilt gij hem dus niet vreezen?
10 : 32
فَذَلِكُمُ اللّهُ رَبُّكُمُ الْحَقُّ فَمَاذَا بَعْدَ الْحَقِّ إِلاَّ الضَّلاَلُ فَأَنَّى تُصْرَفُونَ
Dit is dus God, uw ware Heer, en wat blijft er anders, buiten de waarheid, over dan dwaling? Hoe zijt gij dus van de waarheid afgewend?
10 : 33
كَذَلِكَ حَقَّتْ كَلِمَتُ رَبِّكَ عَلَى الَّذِينَ فَسَقُواْ أَنَّهُمْ لاَ يُؤْمِنُونَ
Zoo heeft zich dit woord van God bij de boozen bewaarheid, dat zij nimmer zullen gelooven.
10 : 34
قُلْ هَلْ مِن شُرَكَآئِكُم مَّن يَبْدَأُ الْخَلْقَ ثُمَّ يُعِيدُهُ قُلِ اللّهُ يَبْدَأُ الْخَلْقَ ثُمَّ يُعِيدُهُ فَأَنَّى تُؤْفَكُونَ
Zeg: Is er een van uwe gezellen, die een schepsel voortbrengt en het daarna tot het niet doet terugkeeren? Zeg: God brengt een schepsel voort en doet het daarna tot het niet terugkeeren. Hoe hebt gij u dus van zijn geloof afgewend?
10 : 35
قُلْ هَلْ مِن شُرَكَآئِكُم مَّن يَهْدِي إِلَى الْحَقِّ قُلِ اللّهُ يَهْدِي لِلْحَقِّ أَفَمَن يَهْدِي إِلَى الْحَقِّ أَحَقُّ أَن يُتَّبَعَ أَمَّن لاَّ يَهِدِّيَ إِلاَّ أَن يُهْدَى فَمَا لَكُمْ كَيْفَ تَحْكُمُونَ
Zeg: Is er een van uwe gezellen die tot de waarheid leidt? Zeg: God geleidt tot de waarheid. Is dus niet hij meer waardig gevolgd te worden, die tot de waarheid geleidt, dan hij die niet geleidt, tenzij hij zelf geleid worde? Wat is dus de oorzaak dat gij zoo oordeelt?
10 : 36
وَمَا يَتَّبِعُ أَكْثَرُهُمْ إِلاَّ ظَنًّا إَنَّ الظَّنَّ لاَ يُغْنِي مِنَ الْحَقِّ شَيْئًا إِنَّ اللّهَ عَلَيمٌ بِمَا يَفْعَلُونَ
En het grootste gedeelte hunner volgt slechts eene onzekere meening; maar eene meening vervangt de waarheid geenszins. Waarlijk, God weet wat zij doen.
10 : 37
وَمَا كَانَ هَـذَا الْقُرْآنُ أَن يُفْتَرَى مِن دُونِ اللّهِ وَلَـكِن تَصْدِيقَ الَّذِي بَيْنَ يَدَيْهِ وَتَفْصِيلَ الْكِتَابِ لاَ رَيْبَ فِيهِ مِن رَّبِّ الْعَالَمِينَ
De Koran zou door niemand hebben kunnen samengesteld worden, behalve door God; het is eene bevestiging van hetgeen te voren werd geopenbaard, en eene uitlegging der schrift: daaraan is geen twijfel: hij werd door den Heer van alle schepselen nedergezonden
10 : 38
أَمْ يَقُولُونَ افْتَرَاهُ قُلْ فَأْتُواْ بِسُورَةٍ مِّثْلِهِ وَادْعُواْ مَنِ اسْتَطَعْتُم مِّن دُونِ اللّهِ إِن كُنتُمْ صَادِقِينَ
Zeggen zij: Mahomet is het, die hem heeft uitgedacht? Antwoord: Brengt dan een hoofdstuk voort dat daaraan gelijk is, en roept wien gij wilt ter uwer ondersteuning aan naast God, indien gij waarheid spreekt.
10 : 39
بَلْ كَذَّبُواْ بِمَا لَمْ يُحِيطُواْ بِعِلْمِهِ وَلَمَّا يَأْتِهِمْ تَأْوِيلُهُ كَذَلِكَ كَذَّبَ الَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ فَانظُرْ كَيْفَ كَانَ عَاقِبَةُ الظَّالِمِينَ
Maar zij hebben, datgene van valscheid beschuldigd, waarvan zij geen begrip hebben; hoewel de verklaring daarvan tot hen gekomen zij. Evenzoo deden zij, die vóór hen bestonden en hunne profeten van bedrog beschuldigden: maar onthoudt wat het einde der onrechtvaardigen was!
10 : 40
وَمِنهُم مَّن يُؤْمِنُ بِهِ وَمِنْهُم مَّن لاَّ يُؤْمِنُ بِهِ وَرَبُّكَ أَعْلَمُ بِالْمُفْسِدِينَ
Er zijn sommigen van hen, die daaraan gelooven, en er zijn sommigen van hen, die niet daaraan gelooven en hun Heer kent de boosdoeners wel.


Share: