Preloader Image

19 Jamadilawal 1446H

Thu, 21 Nov 2024

Pray Time


20 : 61
قَالَ لَهُم مُّوسَى وَيْلَكُمْ لَا تَفْتَرُوا عَلَى اللَّهِ كَذِبًا فَيُسْحِتَكُمْ بِعَذَابٍ وَقَدْ خَابَ مَنِ افْتَرَى
Mozes zeide tot hem: Wee kome over u! verzin geene leugen tegen God. Hij zou u door zijn oordeel geheel verdelgen; want hij die leugens uitdenkt, zal niet gelukkig zijn.
20 : 62
فَتَنَازَعُوا أَمْرَهُم بَيْنَهُمْ وَأَسَرُّوا النَّجْوَى
En de toovenaars twistten onder elkander nopens hunne zaak en spraken met elkander in het geheim.
20 : 63
قَالُوا إِنْ هَذَانِ لَسَاحِرَانِ يُرِيدَانِ أَن يُخْرِجَاكُم مِّنْ أَرْضِكُم بِسِحْرِهِمَا وَيَذْهَبَا بِطَرِيقَتِكُمُ الْمُثْلَى
En zij zeiden: Deze twee zijn zekerlijk toovenaars; zij trachten u, door hunne toovenarij, het bezit van uw land te rooven, en uwe voornaamste en aanzienlijkste lieden weg te voeren.
20 : 64
فَأَجْمِعُوا كَيْدَكُمْ ثُمَّ ائْتُوا صَفًّا وَقَدْ أَفْلَحَ الْيَوْمَ مَنِ اسْتَعْلَى
Verzamel dus al uwe kunstmiddelen en schaar u daarna in orde; want hij die heden de bovenhand behoudt, zal gelukkig zijn.
20 : 65
قَالُوا يَا مُوسَى إِمَّا أَن تُلْقِيَ وَإِمَّا أَن نَّكُونَ أَوَّلَ مَنْ أَلْقَى
Zij zeiden: O Mozes! wilt gij uwen staf het eerste wegwerpen, of zullen wij de eersten zijn die onze staven wegwerpen?
20 : 66
قَالَ بَلْ أَلْقُوا فَإِذَا حِبَالُهُمْ وَعِصِيُّهُمْ يُخَيَّلُ إِلَيْهِ مِن سِحْرِهِمْ أَنَّهَا تَسْعَى
Hij antwoordde: Werpt gij uwe staven het eerste weg. En zie, hunne koorden en hunne staven schenen hem toe, door hunne tooverij als slangen te loopen.
20 : 67
فَأَوْجَسَ فِي نَفْسِهِ خِيفَةً مُّوسَى
Daarom koesterde Mozes vrees in zijn hart.
20 : 68
قُلْنَا لَا تَخَفْ إِنَّكَ أَنتَ الْأَعْلَى
Maar wij zeiden tot hem: Vrees niet; want gij zult de bovenhand behouden.
20 : 69
وَأَلْقِ مَا فِي يَمِينِكَ تَلْقَفْ مَا صَنَعُوا إِنَّمَا صَنَعُوا كَيْدُ سَاحِرٍ وَلَا يُفْلِحُ السَّاحِرُ حَيْثُ أَتَى
Werp dus den staf weg, die zich in uwe rechterhand bevindt, en hij zal de schijnbare slangen verslinden welke zij gemaakt hebben; want hetgeen zij gemaakt hebben is slechts de kunstgreep van een toovenaar, en een toovenaar zal niet gelukkig zijn van waar hij ook moge komen.
20 : 70
فَأُلْقِيَ السَّحَرَةُ سُجَّدًا قَالُوا آمَنَّا بِرَبِّ هَارُونَ وَمُوسَى
En de toovenaars vielen neder toen zij het wonder zagen, dat door Mozes was uitgevoerd, en zij aanbaden, zeggende: Wij gelooven in den Heer van Aäron en van Mozes!
20 : 71
قَالَ آمَنتُمْ لَهُ قَبْلَ أَنْ آذَنَ لَكُمْ إِنَّهُ لَكَبِيرُكُمُ الَّذِي عَلَّمَكُمُ السِّحْرَ فَلَأُقَطِّعَنَّ أَيْدِيَكُمْ وَأَرْجُلَكُم مِّنْ خِلَافٍ وَلَأُصَلِّبَنَّكُمْ فِي جُذُوعِ النَّخْلِ وَلَتَعْلَمُنَّ أَيُّنَا أَشَدُّ عَذَابًا وَأَبْقَى
Pharao zeide tot hen: Gelooft gij in hem, alvorens ik u verlof geef? Waarlijk, hij is uw meester, die u in de toovenarij heeft onderricht. Maar ik zal zekerlijk uwe handen en uwe voeten aan de tegenovergestelde zijde afsnijden, en ik zal u kruisigen aan stammen van palmboomen, en gij zult weten, wie van ons gestrenger in het straffen is, en uwe smarten langer kan doen aanhouden.
20 : 72
قَالُوا لَن نُّؤْثِرَكَ عَلَى مَا جَاءنَا مِنَ الْبَيِّنَاتِ وَالَّذِي فَطَرَنَا فَاقْضِ مَا أَنتَ قَاضٍ إِنَّمَا تَقْضِي هَذِهِ الْحَيَاةَ الدُّنْيَا
Wij zullen nimmer meer eerbied voor u hebben, zeiden zij, dan voor deze duidelijke wonderen, die ons getoond zijn, of ook voor hem die ons heeft geschapen. Spreek dus de straf over ons uit, welke gij op het punt staat uit te spreken; want gij kunt alleen in dit leven straffen.
20 : 73
إِنَّا آمَنَّا بِرَبِّنَا لِيَغْفِرَ لَنَا خَطَايَانَا وَمَا أَكْرَهْتَنَا عَلَيْهِ مِنَ السِّحْرِ وَاللَّهُ خَيْرٌ وَأَبْقَى
Waarlijk, wij gelooven in onzen Heer, opdat hij ons onze zonden moge vergeven en de toovenarij, welke gij ons hebt gedwongen uit te oefenen; maar God kan beter beloonen en is meer dan gij in staat, de straf te verlengen.
20 : 74
إِنَّهُ مَن يَأْتِ رَبَّهُ مُجْرِمًا فَإِنَّ لَهُ جَهَنَّمَ لَا يَمُوتُ فِيهَا وَلَا يَحْيى
Waarlijk, al wie op den dag des oordeels voor zijn Heer zal verschijnen met misdaden belast, zal de hel tot belooning hebben; hij zal daarin noch sterven, noch leven.
20 : 75
وَمَنْ يَأْتِهِ مُؤْمِنًا قَدْ عَمِلَ الصَّالِحَاتِ فَأُوْلَئِكَ لَهُمُ الدَّرَجَاتُ الْعُلَى
Wie een waar geloovige was en rechtvaardigheid zal hebben uitgeoefend, voor dezen zijn de graden van het grootste geluk bereid.
20 : 76
جَنَّاتُ عَدْنٍ تَجْرِي مِن تَحْتِهَا الْأَنْهَارُ خَالِدِينَ فِيهَا وَذَلِكَ جَزَاء مَن تَزَكَّى
Namelijk tuinen van eeuwig verblijf, die door rivieren zullen besproeid worden. Eeuwig zullen zij daarin verblijven, en dit zal de belooning zijn voor hem, die zuiver zal wezen.
20 : 77
وَلَقَدْ أَوْحَيْنَا إِلَى مُوسَى أَنْ أَسْرِ بِعِبَادِي فَاضْرِبْ لَهُمْ طَرِيقًا فِي الْبَحْرِ يَبَسًا لَّا تَخَافُ دَرَكًا وَلَا تَخْشَى
En wij spraken door openbaring tot Mozes, zeggende: Vertrek met mijne dienaren des nachts uit Egypte en sla de wateren met uwen staf, en maak hun een droog pad door de zee. Vrees niet dat Pharao U zal overvallen, en wees niet bang.
20 : 78
فَأَتْبَعَهُمْ فِرْعَوْنُ بِجُنُودِهِ فَغَشِيَهُم مِّنَ الْيَمِّ مَا غَشِيَهُمْ
En toen Mozes aldus had gehandeld, vervolgde Pharao hem met zijne strijdmachten, en de wateren der zee overdekten hen.
20 : 79
وَأَضَلَّ فِرْعَوْنُ قَوْمَهُ وَمَا هَدَى
En Pharao deed zijn volk dwalen en hij leidde hen niet op den rechten weg.
20 : 80
يَا بَنِي إِسْرَائِيلَ قَدْ أَنجَيْنَاكُم مِّنْ عَدُوِّكُمْ وَوَاعَدْنَاكُمْ جَانِبَ الطُّورِ الْأَيْمَنَ وَنَزَّلْنَا عَلَيْكُمُ الْمَنَّ وَالسَّلْوَى
Aldus, o kinderen Israëls! bevrijdden wij u van uwen vijand, en wij wezen u de rechterzijde van den berg Sinaï aan, om Mozes te spreken en hem de wet te geven, en wij deden manna en kwakkels op u nederdalen, zeggende:


Share: