Preloader Image

25 Jamadilakhir 1446H

Fri, 27 Dec 2024

Pray Time


12 : 1
الر تِلْكَ آيَاتُ الْكِتَابِ الْمُبِينِ
E. L. R. Dit zijn teekens van het duidelijke boek:
12 : 2
إِنَّا أَنزَلْنَاهُ قُرْآنًا عَرَبِيًّا لَّعَلَّكُمْ تَعْقِلُونَ
Hetwelk wij in de Arabische taal hebben nedergezonden, opdat gij het misschien zoudt verstaan.
12 : 3
نَحْنُ نَقُصُّ عَلَيْكَ أَحْسَنَ الْقَصَصِ بِمَا أَوْحَيْنَا إِلَيْكَ هَـذَا الْقُرْآنَ وَإِن كُنتَ مِن قَبْلِهِ لَمِنَ الْغَافِلِينَ
Wij verhalen u de uitmuntendste geschiedenis, door u dezen Koran te openbaren, waarop gij vroeger geen acht hebt geslagen.
12 : 4
إِذْ قَالَ يُوسُفُ لِأَبِيهِ يَا أَبتِ إِنِّي رَأَيْتُ أَحَدَ عَشَرَ كَوْكَبًا وَالشَّمْسَ وَالْقَمَرَ رَأَيْتُهُمْ لِي سَاجِدِينَ
Jozef zeide tot zijn vader: O mijn vader! waarlijk, ik zag in mijn droom elf sterren en de zon en de maan; ik zag hen mij gehoorzamen.
12 : 5
قَالَ يَا بُنَيَّ لاَ تَقْصُصْ رُؤْيَاكَ عَلَى إِخْوَتِكَ فَيَكِيدُواْ لَكَ كَيْدًا إِنَّ الشَّيْطَانَ لِلإِنسَانِ عَدُوٌّ مُّبِينٌ
Toen zeide Jacob: O mijn kind! herhaal uw visioen niet aan uwe broeders, opdat zij u geene hinderlaag spreiden; want de duivel is de verklaarde vijand van den mensch.
12 : 6
وَكَذَلِكَ يَجْتَبِيكَ رَبُّكَ وَيُعَلِّمُكَ مِن تَأْوِيلِ الأَحَادِيثِ وَيُتِمُّ نِعْمَتَهُ عَلَيْكَ وَعَلَى آلِ يَعْقُوبَ كَمَا أَتَمَّهَا عَلَى أَبَوَيْكَ مِن قَبْلُ إِبْرَاهِيمَ وَإِسْحَاقَ إِنَّ رَبَّكَ عَلِيمٌ حَكِيمٌ
En zoo zal overeenkomstig uwen droom; uw Heer u kiezen, en u de vertolking der duistere gezegden geven, en hij zal zijne gunst uitstorten op u en op het gezin van Jacob, zooals hij dit vroeger heeft vervuld aan uwe vaderen Abraham en Izaak; want uw Heer is alwetend en wijs.
12 : 7
لَّقَدْ كَانَ فِي يُوسُفَ وَإِخْوَتِهِ آيَاتٌ لِّلسَّائِلِينَ
Waarlijk, in de geschiedenis van Jozef en zijn broeders zijn teekens van Gods bescherming voor hen die vragen.
12 : 8
إِذْ قَالُواْ لَيُوسُفُ وَأَخُوهُ أَحَبُّ إِلَى أَبِينَا مِنَّا وَنَحْنُ عُصْبَةٌ إِنَّ أَبَانَا لَفِي ضَلاَلٍ مُّبِينٍ
Eens zeiden de broeders van Jozef tot elkander: Jozef en diens broeder zijn onzen vader dierbaarder dan wij; en toch maken wij een grooter getal uit: waarlijk onze vader verkeert in eene duidelijke dwaling.
12 : 9
اقْتُلُواْ يُوسُفَ أَوِ اطْرَحُوهُ أَرْضًا يَخْلُ لَكُمْ وَجْهُ أَبِيكُمْ وَتَكُونُواْ مِن بَعْدِهِ قَوْمًا صَالِحِينَ
Doodt Jozef dus, of verdrijft hem naar een afgelegen en onbewoond gedeelte der aarde, en het aangezicht van uwen vader zal tot u gewend worden en gij zult daarna rijke menschen zijn.
12 : 10
قَالَ قَآئِلٌ مَّنْهُمْ لاَ تَقْتُلُواْ يُوسُفَ وَأَلْقُوهُ فِي غَيَابَةِ الْجُبِّ يَلْتَقِطْهُ بَعْضُ السَّيَّارَةِ إِن كُنتُمْ فَاعِلِينَ
Een van hen sprak en zeide: Doodt Jozef niet en laat hem tot op den bodem van den put neder; en een of ander reiziger zal hem ophalen, indien gij dit niet doet.
12 : 11
قَالُواْ يَا أَبَانَا مَا لَكَ لاَ تَأْمَنَّا عَلَى يُوسُفَ وَإِنَّا لَهُ لَنَاصِحُونَ
Zij zeiden tot Jacob: O vader! waarom vertrouwt gij ons Jozef niet toe, daar wij oprecht voor hem zijn en hem goeds toewenschen?
12 : 12
أَرْسِلْهُ مَعَنَا غَدًا يَرْتَعْ وَيَلْعَبْ وَإِنَّا لَهُ لَحَافِظُونَ
Zend hem morgen met ons naar het veld, opdat hij zich moge vermaken en spelen; en wij zullen zijne makkers zijn.
12 : 13
قَالَ إِنِّي لَيَحْزُنُنِي أَن تَذْهَبُواْ بِهِ وَأَخَافُ أَن يَأْكُلَهُ الذِّئْبُ وَأَنتُمْ عَنْهُ غَافِلُونَ
Jacob antwoordde: Het grieft mij, dat gij hem medeneemt, en ik vrees dat de wolf hem verscheure, dewijl gij achteloos nopens hem zijt.
12 : 14
قَالُواْ لَئِنْ أَكَلَهُ الذِّئْبُ وَنَحْنُ عُصْبَةٌ إِنَّا إِذًا لَّخَاسِرُونَ
Zij zeiden: Waarlijk indien de wolf hem verslond, terwijl wij zoo velen zijn, zouden wij inderdaad zwak wezen.
12 : 15
فَلَمَّا ذَهَبُواْ بِهِ وَأَجْمَعُواْ أَن يَجْعَلُوهُ فِي غَيَابَةِ الْجُبِّ وَأَوْحَيْنَا إِلَيْهِ لَتُنَبِّئَنَّهُم بِأَمْرِهِمْ هَـذَا وَهُمْ لاَ يَشْعُرُونَ
En toen zij hem met zich hadden genomen, en overeengekomen waren, hem tot op den bodem des puts neder te laten, voerden zij hun voornemen uit; en wij zonden hem eene openbaring zeggende: Gij zult hun hierna deze hunne daad verklaren, en zij zullen niet bemerken, dat gij Jozef zijt.
12 : 16
وَجَاؤُواْ أَبَاهُمْ عِشَاء يَبْكُونَ
En zij kwamen des avonds tot hunnen vader, weenende.
12 : 17
قَالُواْ يَا أَبَانَا إِنَّا ذَهَبْنَا نَسْتَبِقُ وَتَرَكْنَا يُوسُفَ عِندَ مَتَاعِنَا فَأَكَلَهُ الذِّئْبُ وَمَا أَنتَ بِمُؤْمِنٍ لِّنَا وَلَوْ كُنَّا صَادِقِينَ
Zij zeiden: Vader! wij hebben ons verwijderd en hebben een wedloop gehouden; wij hebben Jozef met onze reisgoederen verlaten, en de wolf heeft hem verscheurd; doch gij wilt ons niet gelooven, hoewel wij de waarheid spreken.
12 : 18
وَجَآؤُوا عَلَى قَمِيصِهِ بِدَمٍ كَذِبٍ قَالَ بَلْ سَوَّلَتْ لَكُمْ أَنفُسُكُمْ أَمْرًا فَصَبْرٌ جَمِيلٌ وَاللّهُ الْمُسْتَعَانُ عَلَى مَا تَصِفُونَ
En zij vertoonden zijn onderste kleedingstuk, met ander bloed geverfd. Jacob antwoordde: gij zelf hebt dat in uw eigen belang bedreven; maar geduld is het beste, en Gods hulp roep ik in, om mij in staat te stellen, het ongeluk te dragen, dat gij mij verhaalt.
12 : 19
وَجَاءتْ سَيَّارَةٌ فَأَرْسَلُواْ وَارِدَهُمْ فَأَدْلَى دَلْوَهُ قَالَ يَا بُشْرَى هَـذَا غُلاَمٌ وَأَسَرُّوهُ بِضَاعَةً وَاللّهُ عَلِيمٌ بِمَا يَعْمَلُونَ
En zekere reizigers kwamen en zonden een man om water voor hen te halen; en hij liet zijn' emmer neder en zeide: goed nieuws! dat is een jongeling. En zij verborgen hem, omdat zij hem als een stuk koopwaar willen verkoopen; maar God wist wat zij deden.
12 : 20
وَشَرَوْهُ بِثَمَنٍ بَخْسٍ دَرَاهِمَ مَعْدُودَةٍ وَكَانُواْ فِيهِ مِنَ الزَّاهِدِينَ
En zij verkochten hem voor een lagen prijs: voor eenige stuivers en stelden weinig waarde in hem.


Share: